Vorige Start Omhoog Volgende

Een deel van
HOOFDSTUK V: DE MIDDELSTE TWEE FASEN VAN HET ONDERZOEK 138 

Fase 4: A) Methodiekontwikkeling van het groepsleiderswerk 138 
              B) Oriëntatie op het docentenwerk

Spoor A) De methodiekontwikkeling   138

 

§ 2. Het inhoudelijke resultaat

1 .In de regio Amsterdam: VALKUILEN 

[Blz. 139]

a. Wat is een valkuil? (I)

Aan de start van deze fase verstonden we onder een valkuil het volgende:

"Je laten verleiden tot een handelwijze waar je zelf niet voor kiest, en wel: een soortgelijke handelwijze als de bewoners toepassen. Je laat je dus door de bewoners een bepaalde rol opdringen." 

Ook werd er in deze fase een verbinding gelegd met het begrippenpaar 'beroepsmatig handelen' en 'handelen als privé-persoon'. Vermoed werd dat de werker in een valkuil loopt als hij zich tot het handelen als privé-persoon laat verleiden en dat beroepsmatig handelen betekent dat de werker het lopen in die valkuil weet te vermijden.

Met deze voorlopige invulling van het begrip 'valkuil' werden de eerste verhalen geschreven en ingediend. Hier volgt, ter introductie en illustratie, een van de tien verhalen.

b. Het verhaal 'Geheim drugsplan'

Voorbeeld van een door de cliënt gegraven valkuil.

Op onze instelling bestaat de begeleiding van de moeders uit gesprekken met de vaste begeleider (maatschappelijk werker) en iemand van de groep waar hun kinderen in zitten. Bij Myra zijn die gesprekken vrij intensief met haar begeleider, maar de gesprekken met z'n drieën zijn niet zo frequent.

Om toch het contact met haar niet te verliezen probeer ik op de groep, bij de koffie, tijd voor haar te nemen.

Ze vraagt ook erg veel om aandacht. 'Of ik even haar wil doen?', 'hoe ik haar nieuwe trui vind?', 'word ik niet te dik?' en 'ik heb zo'n pijn in m'n buik'. Maar als er tijd voor is ook veel verhalen over vroeger en over hoe ze het wil gaan doen als ze zelf een huis heeft.

Dit laatste gebeurde ook een keer in het weekend en daarbij klaagde ze dat ze dan van een uitkering rond zou moeten komen, wat ze niet zou kunnen. Ze had er daarom maar wat op bedacht en wilde zich door middel van allerlei drugssmokkelplannen van een beginkapitaaltje voorzien.

Nadat ze dit allemaal gedetailleerd had verteld, zei ze tegen me dat ik dit echt aan niemand mocht vertellen. Ze had het mij in vertrouwen verteld en als haar begeleider dat zou weten zou hij haar het huis uitzetten, enzovoort, enzovoort.

Ik heb haar gezegd dat ik het heel gevaarlijke plannen vond en dat ze daarmee nogal wat risico's nam, ook wat de kinderen betrof. 
Ook heb ik haar gezegd dat ik het erg lastig vind als zij mij zoiets vertelt en dan achteraf zegt dat ik er met niemand anders over mag praten.

Ze zei alleen maar steeds dat ik haar vertrouwen heel erg zou beschamen als ik er toch met iemand over zou praten.

Ik heb daar een tijdje mee rond gelopen, nog eens met haar gepraat en gezegd dat het me erg goed leek als ze daar ook met haar begeleider over zou praten.

Het heeft veel met andere dingen van haar te maken. Zij wilde dat per se niet, het was een kwestie van vertrouwen en had niets met de verdere hulpverlening te maken. Ik voelde me behoorlijk klem gezet door haar.  

[Blz. 140] 

Later bleek wel dat ze een deel van de plannen toch maar als onmogelijk en te gevaarlijk uit haar hoofd had gezet. Ik weet niet in hoeverre ik daar invloed op heb gehad, maar in ieder geval voelde ik me behoorlijk onmachtig om weer uit deze valkuil van loyaliteit en vertrouwen te komen. 

Wat is nu de valkuil?

In het kringgesprek is deze valkuil nader omschreven en wel als volgt: 

de cliënt lokt de werker uit diens functionaliteit; zij lokt haar om als privé-persoon te handelen in plaats van functioneel te handelen als werker.

c. Wat is een valkuil? (II)

Was er in dit voorbeeld sprake van een door de cliënt gegraven valkuil, in andere verhalen was het bij nader inzien de werker zelf die zich een valkuil groef, klaarblijkelijk onbewust.

Een dergelijke valkuil werd, aan de hand van een verhaal, aldus onder woorden gebracht:

De werker heeft zijn doelen te hoog gesteld; 

hij verwacht te veel van de cliënt, meer dan reëel is. 

Hij wil ook te veel zelf doen en verwacht dus van zichzelf ook te veel; 

hij wil ook te snel resultaat zien. 

Hij spreekt de cliënt aan op dingen die deze niet kan, in plaats van op dingen die deze wel zou kunnen.

Er zijn nu al vier soorten valkuilen te onderscheiden: 

a. die de werker graaft voor zijn cliënt; 

b. die de werker graaft voor zichzelf;

c. die de cliënt graaft voor zichzelf en 

d. die de cliënt graaft voor de werker.

 

Het graven en inlokken kan bewust of onbewust gebeuren, terwijl je je onderweg een niet bewust geplaatste valkuil bewust kunt worden.

Dit was een aardige ontdekking in de kring, die een bredere en andere kijk op het verschijnsel valkuil mogelijk maakte

Was een valkuil aanvankelijk een slechte zaak, iets dat de cliënt je aandoet, nu bleek dat werkers ook valkuilen graven, zowel voor zichzelf als voor hun cliënten -- en is het dan wel zo'n slechte zaak als wij het óók doen? De aanvankelijke omschrijving en interpretatie voldeed niet meer en de kring moest 'terug naar af'. Dat dan ook maar meteen grondig gedaan: eerst maar eens gekeken naar 

wat het woord valkuil eigenlijk betekent.

De letterlijke betekenis is deze: 

Een valkuil is een instrument om dieren of mensen te vangen, meestal een gecamoufleerde kuil. De werking berust erop dat het beoogde slachtoffer het niet door heeft, althans niet voor hij of zij gevangen is.

In het inrichtingwerk wordt de figuurgelijke betekenis gebruikt, die aldus is omschreven: 

Een valkuil is een bewuste of onbewuste opzet van een cliënt of van een hulpverlener om de hulpverlener respectievelijk de cliënt te vangen, te beheersen en/of onmachtig te maken. De werking kan echter zo uitpakken dat de vallenzetter in plaats van de ander zichzelf klem zet.

Ingeschat werd dat de meeste door de cliënten gegraven valkuilen onbewust worden opgezet en dat dit vallen zetten onderdeel is van wat hen tot cliënt maakt.

Voor de werker is het dan zaak om de valkuilen te herkennen en zichtbaar te maken, voor zichzelf in ieder geval en zo mogelijk ook voor de cliënt. Niet of hij er wel of niet inloopt is het belangrijkste, maar of hij de valkuil zichtbaar, dus bewust kan maken. Het graven van valkuilen verandert dan van 

[Blz. 141]

een 'mechanisme' at de cliënt steeds weer 'overkomt' in een handeling die kritiseerbaar, verbeterbaar en vermijdbaar is.

In dit denkproces heeft de kring eigenlijk weer een stap vooruit gezet en kon het begrip valkuil weer anders worden benaderd. Was het eerste een verschijnsel (dat dus in een zelfstandig naamwoord kon worden uitgedrukt, namelijk de valkuil), nu werd het opnieuw gedefinieerd en wel als handeling en moest er dus een werkwoord gezocht worden om die aan te duiden. Dat werkwoord was: lokken.

Dat maakte differentiatie mogelijk aan de hand van de vragen: 

Wie lokt er?

Waaruit wordt gelokt? 

Waartoe wordt gelokt?

 

Zo kan bijvoorbeeld een cliënt een werker lokken uit diens functionele omgang naar een privé omgang; een werker kan een cliënt lokken uit isolement naar sociale aansluiting. Het laatste voorbeeld geeft al aan dat lokken niet per se onjuist hoeft te zijn; men kan iemand best de juiste kant op lokken.

Aan de hand van bovengenoemd denkwerk en de ingediende verhalen konden de verschillende soorten van lokken toen in schema gezet worden;  

 

 

LOKKEN
Vanuit     →     →     →     →     →     →     →     →     Naar

 Vuistregel

+
= iets dat juist is

Naar + ?
Laat je maar lokken!
0
= kan twee kanten opvallen
Naar 0 ?
Geen ramp, wel uitkijken
--
= iets dat onjuist is
Naar -- ?
Trap er niet in.

Dit schema kan behulpzaam zijn bij de analyse van valkuilen. De vuistregels zijn logisch afleidbaar uit het schema

Wat niet logisch afleidbaar is uit het schema is het oordeel over wat juist is, onjuist is, of wat nog beide kanten op kan vallen. Dat zal steeds weer overdacht en bediscussieerd moeten worden aan de hand van normen -- die op hun beurt weer rationeel verantwoord dienen te worden.

Deze bepaling van wat juist of onjuist was vergde soms weinig, doch soms veel discussie. Zo was bijvoorbeeld een van de verhalen geschreven vanuit het 0 → 0 niveau; de groepsleidster die het schreef wist nog niet of zij nu vanuit iets dat juist of onjuist was, gelokt was naar iets waarvan zij ook nog niet wist of het nu juist of onjuist was. Aanvankelijk kwam uit de kringdiscussie de conclusie dat zij van iets juists gelokt was naar iets onjuists. Maar bij nader doordiscussiëren kwam de kring tot een andere conclusie, namelijk dat zij uit iets onjuists gelokt was naar iets dat wel juist was, en dat zij zich dus terecht had laten lokken. 

Dit lijkt typerend voor het verschijnsel valkuil ofwel voor de handeling lokken: de werker voelt wel dat hij ergens in of heen is gelokt, maar hij kan aanvankelijk nog niet aangeven wat er nu eigenlijk gebeurd is en dus ook niet wat daar nu juist of onjuist aan is; hij voelt zich gevangen in twijfel en gevoelt behoefte om erover na te denken. Waar dan behoefte aan is, is een schema  

[Blz. 142] 

met behulp waarvan je daarover zinnig kunt nadenken. Het weergegeven schema bleek hiervoor bruikbaar te zijn. Aan de hand daarvan zijn alle verhalen nog eens opnieuw langsgelopen. Steeds werden de vragen gesteld door wie, waaruit en waarheen was gelokt en of men van en naar iets dat juist was of iets dat onjuist was werd gelokt.

Daardoor kon de kring methodische ideeën ontwikkelen over het omgaan met valkuilen en lokkers.

De ontwikkelde gedachtengang wordt hieronder geïllustreerd en slechts ten dele weergegeven. Een volledige weergave zou dit verslag te omvangrijk maken. [...] Voor dit verslag is de keuze gemaakt om de nadruk te leggen op het proces ten koste van de ruimte voor het produkt. 

Voor een juist procesverslag dient eerst nog vermeld te worden dat de overgang van het verschijnsel (dus zelfstandig naamwoord) 'valkuil' naar de handeling (dus werkwoord) 'lokken' niet in de kring is ontstaan, maar van buitenaf is ingebracht.

Dat gebeurde door de collega-projectleider en een deel van de begeleidingscommissie op het moment dat de projectleidster hen raadpleegde vanuit het gevoel niet verder te kunnen komen in de kringdiscussie. Het thema werd toen aan de kring voorgelegd en is als bruikbaar aanvaard bij de her-bespreking van alle verhalen.

d. Illustraties

Tien verhalen met bijbehorende schema's zijn te omvangrijk om in een eindverslag op te nemen. Hier kan slechts voorbeelds-gewijs het hierboven weergegeven proces worden geïllustreerd aan de hand van fragmenten van verhalen en schema's

Van het reeds weergegeven verhaal 'Geheim drugsplan' werd de valkuil aldus omschreven: 

Cliënt lokt werker uit de positie van functionaris, teamlid en hulpverlener naar de positie van privé persoon, vriendin en moeder.

Daarna is het schema ingevuld: cliënt lokt de werker van iets dat juist is(+) naar iets dat onjuist is (-). Dus: jammer dat de werker er is ingestapt, dit was onjuist.

In het voorbeeld van de werker die de doelen te hoog stelde (blz. 140, onder c.), werd de valkuil opnieuw omschreven als een vorm van lokken, namelijk: 

Werker lokt cliënt naar wat boven haar mogelijkheden gaat en graaft daarmee zijn eigen valkuil: die van de te hoog gestelde doelen, dus van teleurstelling.

In het schema is ingevuld: werker wil de cliënt lokken vanuit een omgang waarin de cliënt tijd krijgt en de werker geduld heeft naar een omgang waarin de cliënt die tijd en dat geduld niet krijgt; dus lokt de werker de cliënt vanuit een juiste naar een onjuiste omgangsvorm. Dus: jammer dat de werker gelokt heeft.

Van een ander verhaal kan in sterk ingekorte vorm iets worden verteld. Het verhaal heet 

'Jengelen en structuur' 

en gaat over een jengelend kind (uit Hubertus, een kleuter dus) en een groepsleidster die vanuit haar team de opdracht heeft om 'structuur aan te brengen' en 'het gedrag methodisch te beïnvloeden'. Niet dat de leidster in kwestie daar eigenlijk veel voor voelt, en eigenlijk doet ze dat ook maar half. Ze kiest er in feite voor om extra tijd voor dat kind te nemen en er mee bezig te blijven. Zij brengt het verhaal - er is hierboven reeds op gezinspeeld - als een 0 → 0 verhaal: ze weet het nog niet wat nu juist is en wat niet.

In eerste instantie omschreef de kring de valkuil aldus: 

De leidster stelt zichzelf te veel en ook nog strijdige doelen: aandacht geven én structuur bieden. Zij laat zich door het kind lokken om tegen de teamlijn in te gaan. Maar tevens laat zij zich door haar team lokken naar doelen en werkwijzen die eigenlijk niet de hare zijn.

[Blz. 143] 

In eerste instantie oordeelde de kring:  

De leidster heeft zich uit iets dat juist is, methodisch werken, laten lokken naar iets dat onjuist is, namelijk achter het kind aanhollen.

Bij nadere discussie echter kwam de kring tot een ander oordeel:

De leidster heeft zich uit iets dat onjuist is, namelijk het structuur opleggen en gedrag aanleren tegen het kind in, terecht laten lokken naar iets dat juist is, namelijk het geven van extra tijd en aandacht aan het kind dat dit op dat moment blijkbaar nodig had.

e. Een deel van de ontwikkelde inzichten

Nadat alle verhalen op deze wijze in schema waren gebracht, konden de valkuilverhalen goed overzien worden en kon de kring op abstracter niveau gaan nadenken over de meest juiste handelwijzen in situaties waarin de werker zelf een cliënt ergens naar toe wil lokken en in situaties dat de werker zichzelf in een valkuil gelokt voelt. Deze laatste situatie is vooral aan de orde geweest, zodat onderstaande ideeën vooral die situatie betreffen.

De verhalen, en dus de situaties, zijn in twee groepen onder te brengen: 

Type 1 zijn de verhalen waarin gelokt wordt vanuit functioneel handelen naar handelen als privé- persoon, dan wel andersom.

Type 2 zijn de verhalen waarin gelokt wordt vanuit een verhouding die als niet-dialogisch is te kenschetsen, naar een verhouding die wel dialogisch is, dan wel andersom.

'Dialogisch' is een verhouding waarin beide partners elkaar als handelende en dus als verantwoordelijke en vrije personen aanspreken. Niet-dialogisch is een verhouding waarin de een de ander wil sturen en beheersen, dus onvrij maakt en verantwoordelijkheid overneemt (Zie hoofdstuk II blz. 56).

Over het eerste type 

is gesproken met behulp van begrippen als rol, functie, beroepsmatig, privé, persoonlijk en echt. Hier wordt nu eerst op ingegaan. De aanvankelijke verwarring rond deze begrippen zal de lezer bespaard blijven, slechts het uiteindelijk bereikte inzicht wordt hier vermeld.

Als hulpverlener vervul je een rol of functie, namelijk die van (hopelijk deskundig) hulpverlener. Deze rol wordt vervuld en niet gespeeld; in het laatste geval zou er sprake zijn van onechtheid van de hulpverlener. De rol is de positie die de hulpverlener inneemt in de hulpverleningsrelatie; in die rol wordt de functie uitgeoefend. In zijn functioneren wordt die rol vanuit de persoon van de hulpverlener, dus op persoonlijke wijze ingevuld.

In het inrichtingswerk vervult de werker zijn rol of functie in formele en in meer informele situaties; in formele situaties treedt hij expliciet op als hulpverlener, in informele situaties gaat hij als medemens met medemensen om en staat zijn hulpverlenersfunctie op de achtergrond. Formele en informele situaties lopen in elkaar over. Wat blijft, op de voorgrond of op de achtergrond, is zijn positie als hulpverlener.

Als hulpverlener streeft hij een dialogische omgang met zijn cliënten na; dit is een omgang waarin hij als persoon handelt in communicatie met mensen die hij ook als persoon aanspreekt of maximaal als persoon wil aanspreken. Het begrip 'handelen' impliceert het aangaan van een dialoog en het zich opstellen als persoon - zie hiervoor hoofdstuk II.

Nu houdt 'handelen als persoon' in de positie van hulpverlener nog niet in dat er ook gehandeld wordt in de positie van particulier of privé-persoon. Dit laatste kan wel gebeuren, maar dient met voorzichtigheid gehanteerd te worden. Er dient dan ingeschat te worden of dit de hulpverleningsrelatie kan belemmeren (bijvoorbeeld door gevoel van onvrijheid en afhankelijkheid) of dat het de relatie kan verdiepen en verruimen. Beide mogelijkheden zijn namelijk reëel denkbaar. Afhankelijk van deze inschatting kan men het lokken van puur-functioneel naar ook-privé als juist dan wel als onjuist beoordelen.  

[Blz. 144] 

De term 'beroepsmatig handelen' zou dan begrepen kunnen worden als het op de juist mogelijke wijze vervullen van de functie, dus als het maximaal optreden als persoon, en het slechts als dit juist is ook optreden als privé-persoon.

Kenmerkend voor de valkuilsituatie is het woordje 'te'. De werker wordt bijvoorbeeld van een te puur functionele houding gelokt in de richting privé. Als hij zich laat lokken en daarin weer te ver gaat, moet hij de cliënt weer terug lokken.

Er zijn hier dus twee valkuilen: 

de ene is te puur functioneel blijven, 

de andere is te zeer als privé-persoon handelen.

 

Te functioneel werken kan bijvoorbeeld zijn: van élke situatie een begeleidingssituatie maken, in plaats van ook eens gewoon samen een pilsje te drinken in een café of in de dierentuin te zijn. Spontaniteit verdwijnt dan en dat is een gemis.

Te privé werken is verleidelijk: de werker kan zich hier fijn bij voelen en het idee hebben dat hij nu tenminste écht iets voor de cliënt betekent. Het is echter beter om je positie helder te houden en duidelijk te zijn over wat de cliënt wel of niet van je kan verwachten, anders speld je hem iets op de mouw en is in later stadium wantrouwen je deel.

De beide posities van de werker, die als functionaris en die als privé-persoon, lijken in dit werk toch niet geheel te scheiden.

Evenwicht tussen beide posities lijkt het beste streefpunt.

Een nog niet genoemd aspect van de functie van inrichtingswerker is, dat die functie altijd in teamverband vervuld wordt. Dit heeft consequenties: het teamverband moet zo zijn dat de werkers inderdaad als persoon kunnen werken, anderzijds moet de werker ook het samenwerken in teamverband mogelijk maken. Ook hier geldt weer de norm van het evenwicht: niet te strakke teamlijnen uitzetten en je daar niet te krampachtig aan vasthouden, maar ook niet te zeer los van de teamgenoten aan de gang gaan met een cliënt.

Bovenstaande inzichten zijn voortgekomen uit het ter discussie stellen van de begrippen met behulp waarvan over de verhalen gesproken werd. Omdat er spraakverwarring ontstond, moest de kring expliciet stil staan bij de gebruikte begrippen. Toen daarin helderheid gekomen was, kon methodiek worden geformuleerd -- wat voordien niet kon. De kring kwam gaandeweg tot een vrij grote hoeveelheid inzichten, die door de beide projectleiders in later stadium zijn gesystematiseerd, samengevat en geabstraheerd tot een methodiek inzake het omgaan met valkuilen.

Vorige Start Omhoog Volgende