'Love is not enough'maar het kan ook beslist niet zonderFrans Gieles Referaat op het
congres "De vorming van de opvoeder", VoorafHet eerste deel van
het referaat werd door een technische storing niet op de band opgenomen. Dit
deel, tot aan 'opvoederschap of ouderschap?' is een samenvatting van enkele
notities ter plekke. De lezer vergeve ons eventuele tekorten in de tekst. -
Redactie |
1. Wat doet de groepsleider? Wat is zijn werk?1.1. De groepsleider werkt in de leefsituatieDe dingen die hij doet zijn gewone dingen: tv kijken, poetsen, een band herstellen, tafelen,… Het bestaat uit vele praktische dingen, en je moet er als groepsleider wel van houden er er oog voor hebben. |
1.2. Het is verzorgend werk
Opvoederschap is dus een persoongeboden vak. De groepsleider kan dus niet zomaar vervangen worden, is niet zomaar inwisselbaar! 1.3.
Groepsleiderschap of ouderschap
Kan iedereen
ouder zijn? Kan iedereen groepsleider worden? Een poging tot antwoord op de
eerste vraag: in essentie kan ieder mens een ouder zijn anders was het menselijk
ras allang uitgestorven. Het feit dat wij er zijn toont aan dat in ieder mens
een ouder zit (in ieder geval in onze ouders). Maar hoe maak je je deze
vaardigheid de dag van vandaag nog eigen? Want hoe wordt in onze maatschappij
het groeien naar vaardigheid tot ouderschap niet afgebot! Hoe groeit een mens
immers op in onze maatschappij, om van de universiteit nog maar te zwijgen. Hoe
wordt je immers niet gedwongen je aan te passen aan een maatschappelijke vorm,
een bepaalde cultuur! |
Zo krijg je bijvoorbeeld een computerdeskundige, een man van pakweg dertig, alles weet hij van computers, …. maar wat weet hij nog van menselijke gevoelens? Hoe bouwt hij een contact op met iemand die contactschuw is geworden? Allemaal vaardigheden, ons vrijwel afgeleerd. Veralgemenen mag natuurlijk niet, maar wel wordt ook een computerdeskundige een ouder. Het ouderschap zit dus in de mens. De een doet het wel beter dan de ander. |
Kan iedereen nu groepsleider worden? Ook groepsleiderschap zit in essentie in ieder mens: opvoederschap. Maar zoals aangetoond hierboven is er vaak als we volwassen zijn niet veel meer van over. Opvoeders moeten dus in hun vorming terug ophalen wat verloren is, terug uitdiepen, er opnieuw leren mee omgaan. Je los maken van het al te rationele denken, het computerachtige. Een uitdieping van je aanvoelingsvermogen, je
intuïtie, niet om een klein conflict met je buurman op te lossen, maar wel om de knepen te leren,
om twintig, ja zelfs
veertig conflicten aan te pakken op één diensttijd. Niet de vaardigheid om
eens gezellig met iemand uit eten te gaan, maar om diezelfde gezelligheid Groepsleiderschap
lijkt op ouderschap en toch is het een vak. De aard van het
vak: de groepsleider is een specialist in gewone dingen. Een specialist, net
zoals psycholoog of maatschappelijk werker. Wat is dan zijn specialisme: het
gewone. Zijn gereedschap is zichzelf. De
opvoeder, een specialist in het omgaan met mensen langs gewone dingen. 1.4.
Is dat nu een vak : omgaan met mensen, omgaan met het gewone ?
Omgaan
met mensen is geen vak. Wij doen het allemaal. Maar, wij opvoeders, Een
specialist in het leggen van relaties. Een heel gewoon iets, zou je zeggen. Het
oplossen van ruzies is ook heel gewoon. Zo kun je doorgaan met honderden ingrepen
rond gewone dingen. De specialist in het gewone zal steeds duidelijker worden. Neem
eens de kinderen die gewoonlijk doorlopend je aandacht vragen op tal |
Daar ligt het feilloos kenmerk, het herkenbare als vak. Die juiste dosering voor elk kind: kinderen die moeilijk tegen attentiewarmte kunnen, die vlug in paniek geraken, kinderen die vriendelijk heid beleven als slijmelarij. Kinderen dus die elk op hun manier moeilijk re laties leggen, maar dan met zoveel tegelijk op dikwijls tegelijke momenten. |
Groepsleiderschap is dus een normale zaak in het omgaan met bijzondere en met jezelf. 1.5. Omgaan met het gewone vraagt een vormingDit omgaan met het gewone vraagt een vorming. Ik
geef twee voorbeelden. Eerst dus 'het relatie leggen'. Ik verwijs hier even naar Hommes in zijn
boek
'Psychologen over het kind', meer bepaald het artikel 'Kinderen die
je
niet gemakkelijk loslaat'. Dit artikel beschrijft heel raak hoe bewoners bij
de groepsleiding altijd bepaalde gevoelens |
Zo vormen zich extremen in relaties; je komt als opvoeder
dikwijls in heel korte tijd in zeer uiterste vormen van menselijke
relatie te staan, van hevige vertedering tot heftige irritatie. Gewoon-menselijke verhoudingen, maar dan in het kwadraat. |
Een poging tot helen eindigt in verdeeldheid, vertrouwen loopt uit op teleurstelling. In
eerste instantie gevoelens die we allemaal kennen. De opvoeder moet Mijn tweede voorbeeld hiervoor is het kwaad worden.Kwaad worden, daar kun
je
in dit vak niet omheen; da's onmogelijk. Zo heb ik zelf de laatste jaren
nogal gewerkt tussen die stoere binken, met lederen jassen en messen in de
laarzen. Jongens van het een naar het ander verstuurd tot ze eindelijk terechtkomen in wat wij de 'eindstations' noemen. Op vrijdagavond heb je dan
stafdienst -- uitgerekend de jongste groepsleiders, want de oudste stellen het
dienstenrooster samen en die zijn vrij -- en alles komt op je af: het onderling schulden
afrekenen, drank in huis smokkelen, uitgaan in de stad en niet thuis
komen om elf uur... Komen ze dronken terug? Kregen ze ruzie in de stad?
Enzovoorts... da's omgaan met je eigen angst, je Groepsleider VormingVorming
- alleen alom de wijze waarop je in het vak komt. Jonge groepsleiders vereenzelvigen zich soms
blindelings met de situatie van de kinderen, zetten zich af tegen collega's, staf en ouders van
de bewoners. Anderen komen met onrealistische
voorstellen in het vak, tot en met idealisme of zo... maar geraken
in de kortste tijd in grote verwarring bij de ontmoeting van onaantrekkelijke,
haatdragende kinderen. Je wilt
liefde geven en haat komt op je af. Je wilt prettig met kinderen werken en je
ontmoet onaantrekkelijke bewoners die in een rolstoel zit ten, heel suffig zijn, die stinken, kwijlen of
zoveel verzorging en aandacht nodig hebben dat al je eerste ambitie langzaam
maar zeker verschrompelt. Ook daarom kan ik vorming verdedigen. Als je
ongevormd het vak ingaat, dan kun je wel een basis hebben, maar die basis
blijkt weldra onvoldoende. We kunnen het allemaal wel in ons hebben, maar het
moet ontwikkeld worden, gevormd worden. 1.6.
Opvoedingsmoe worden
en deskundigheid
Ik haal hierbij twee werken aan. Ten eerste een onderzoek uit Child Care Quarterly met een artikel 'Stress, burned out in child care' (overspannenheid in de jeugdzorg), ten tweede een artikel uit het V.B.V.O.-kongres/Kontaktblad, geschreven door Pol Verleyen. In beide artikelen
gewaagt men van De
groepsleider is dus als een accu die alsmaar stroom afgeeft, een jaartje ouder
wordt - heel normaal dus dat hij leeg raakt. Niettemin wil ik tot een andere
conclusie komen dan Pol Verheyen. Pol schrijft dat wij het recht niet hebben
aan deze gevoelens van ontmoediging en ontgoocheling toe te geven. Dat wij het
aan de kinderen verplicht zijn hier tegenin te gaan. Ik zeg daarop: als wij
dit doen, worden wij dan geen machine? Een groepsleider die zes jaar in het
vak zit is toch een andere groepsleider dan die er een jaar in zit. Jij bent
toch jij - en daar horen je gevoelens bij. Ik zoek een andere oplossing voor
dit probleem: de groepsleider zodanig vormen dat hij kan omgaan met die
gevoelens van onmacht - niet pas als hij zeven jaar het vak uitoefent, maar
vanaf de eerste dat dat hij er in komt. |
Hiermee kom ik aan een heel wezenlijk kenmerk van het beroep. Het beroep is in eerste instantie niet een groepssituatie controleren, maar de sterkte te bezitten dat je er tegen kunt dat bedoelde situatie niet ordevol verloopt. Dat je er tegen kunt dat een fijn uitgestippelde activiteit steeds maar doorkruist wordt door vervelend, storende acties van bewonertjes. |
De deskundigheid van een groepsleider is een deskundigheid in onmacht. Tegen deze tegenwerkingen kunnen, er gepast afstand van nemen en blijvend beheerst reageren, niet over-geëmotioneerd. Er tegen kunnen, zelfs in een veelheid van situaties. Daarom
houden wij het ook langer uit dan ouders en pleegouders. Onze deskundigheid
ligt er dus niet in dat de kinderen ons gehoorzamen, maar dat we er tegen
kunnen dat ze dat niet doen. Met deze gevoelens beroepsmatig kunnen omgaan, dit
is de boodschap om tegen te gaan het beroep voortijdig te moeten stoppen.
2. Wat is de plaats van de opvoeder tussen de andere deskundigen? Wat is zijn status, niveau, professionalisering, specialisering?2.1. Dat 'helpen' een beroep is gewordenHelpen als professie? Doen mensen dat dan niet meer gewoon? Welke kant moet het uit met die professionalisering? Ik vind dat er een scheefgroei merkbaar Professionalisering wil zeggen dat je een aantal gewoon menselijke vaardigheden, bv. iets repareren of relaties aangaan, tot beroep maakt. Dus ga je je specialiseren. Bekijk echter steeds goed de aard van je specialisatie, de aard van het beroep. Ik hoop het u eerder te hebben geschetst : de huiskamer, het zonder ander gereedschap te zijn dan jezelf, het persoonsgebondene van het beroep. De
gelijkwaardige inbreng van de groepsleider ten aanzien van andere disciplines Professionalisering
betekent dan ook dat de eigen middelen van de groepsleider erkend worden.
Ik zeg dan ook: Als je wilt professionaliseren, doe het dan goed: neem je
eigen vak en ga niet spieken of lenen bij een ander. Ga niet overnemen van de psycholoog en zijn observatietest. Laat de psychiater zijn diagnostische blik en
anamnese. Koppel je niet aan de medische blik van de dokter en zijn instrumententas. Stuk voor
stuk prima vaklui. Maar toch allen wezenlijk anders dan de groepsleider. |
Ons vak heeft de zorg bovenaan staan. De Ruyter spreekt van |
2.2.
Gevormd of nodig anders gevormd ?
Opvoedingswerk
- het heet werk. Dit moet dan ook centraal staan in de opleiding. 'Werk' wil zeggen
dat je dingen doet en niet dat je dingen weet. Een opleiding Kinderen kunnen verwaarloosd worden op tere momenten; koffie wordt niet meer gezet, verjaardagen worden vergeten, de huishouding is slordig... maar ze bezitten heel goeie gesprekstechnieken. Fout, fout, fout!
En dan hoor je in Nederland: 'We moeten terug naar af'. Dat zeg ik niet. We moeten niet
terug naar de ongevormde opvoeder, nee, we moeten opzij naar de Een generieke of een specifieke opleiding ? Ik heb daar lang over
gepiekerd. Een
generieke basis, akkoord, als het maar qua aanbod iets anders oogt dan Vaardigheden zijn bijvoorbeeld relaties aangaan, conflicten oplossen, zelf- organisatie, met een maaltijd kunnen omspringen, warmte kunnen geven, zorg dragen voor een fijne sfeer, enzovoorts. Probleem is nu: wie moet dat aanleren?
De
klacht is terecht: we worden opgeleid door mensen die nog nooit een groep van
binnen hebben gezien. Wat jammer dat oude groepsleiders geen leraarsbevoegdheid hebben. Wat jammer toch
dat 'gogen' die nog nooit een maal tijd met doperwten als schietpropjes meemaakten, groepsleiders moeten opleiden.
Wellicht iets op ambtelijk niveau om te veranderen. |
Ik heb het dus over een vorming die niet traditioneel schools is. Een vorming die de echtheid in de mens bewaart, de spontaniteit behoudt, intuïtie en feeling terug tot leven roept, die wat in je zit terug naar boven haalt en uitdiept. |
Die beschreven ontmoediging, dat gevoel van opgebrand zijn, dat zul je eveneens ervaren na enkele jaren. Maar je bent er dan wel anders tegen gewapend. Pas dan begin je echt waardevol voor het werk te worden, mensen met wat verwerkte levenservaring, mensen die wat achter de rug hebben. Een doorlopende vorming dringt zich dan wel op, in-service-training, begeleiding, noem maar op. Een verdere begeleiding die er niet in bestaat de kennis in te pompen hoe een hersenbeschadiging in elkaar zit. Nee, begeleiding bestaat erin vaardigheden te behandelen in het omgaan met kinderen met lichte hersenbeschadiging. Je vakkundigheid is niet dat je weet hoe die hersencellen in mekaar zitten, wel dat je er stellig tegen kan in dit drukke groepje te staan. Dat is je vak en daarvoor kun je gevormd worden. Dit is geen technische zaak, geen zaak waar allerlei kennis bij komt kijken, maar wel een zaak waarbij je moet nadenken over je werk, terug-reflecteren van 'hoe verliep mijn dienst?' - 'Waarom werd ik toen zo kwaad, hoe pak ik dit of dat volgende keer aan?' Het is dus wel
een vak waar je je verstand nodig hebt. Tot
slot: blijven bedenken: 'Love is not enough', maar het hart is er ook
bij nodig, het kan
beslist niet zonder. |