Frans
Gieles
Kontaktblad, Vlaamse Beroepsvereniging voor Opvoeders vzw
12-6, november-december 1982
Vorig jaar sprak ik op het
congres over dit onderwerp een grote zaal met 600 mensen toe. In het
kontaktblad, dat daarna uitkwam stond een verslag van de diskussie, die
daarna plaats vond. Ik was toen al weer op weg naar mijn eigen kinderen.
In dat diskussieverslag trof ik enkele vragen aan, gevolgd door een hint
: |
Welnu:
hieronder heb ik de vragen die ik oppikte geformuleerd en poog ik tot een kort
en helder antwoord te komen.
De
kracht van het vak van groepsopvoeder zit 'm in het gewone, het daagse, het
menselijke. Ieder mens heeft dat in zich.
De
omstandigheden waarin de groepsopvoeder werkt, vragen om versterking, uitdieping
en overdenking: hoe kun je het dagelijks menselijk contact tussen jou en de
kinderen ook in moeilijke omstandigheden opbouwen en handhaven ? Daartoe kan een
opleiding bijdragen. Hij kan de aanwezige kwaliteit verhogen.
Geen enkele opleiding kan dit contact met je kinderen garanderen; dat kun je alleen zelf, samen met hen.
Ik heb hier goede ervaringen mee, vooral met mensen met een creatieve opleiding. Er is een must: namelijk de mensen met een andere opleiding (bijvoorbeeld psychotherapie) aanvaarden dat ze wel het werk van een groepsopvoeder uit te voeren hebben; dus het gewone dagelijkse samenleven met en zorgen voor kinderen.
Een opvoeder die alleen de ziel begeleidt, verloochent zijn vak. Een opvoeder die alleen maar het lichaam verzorgt, en die denkt dat hij minder is dan zijn 'psychische' collega, onderschat de waarde van de zorg. Kenmerkend voor het beroep is nu juist de combinatie. Uitsplitsing tussen de zorg voor het lijf en de zorg voor de ziel lijkt me funest.
Als het maar niet gaat ten koste van de basis van je werk. Laat nooit je groep alleen om 'therapeutische gesprekken' met de ouders te gaan voeren. Dat kunnen anderen beter doen. En die anderen kunnen niet invallen in jouw groep: die hebben dat contact met de kinderen niet. Wel kun je de ouders ontmoeten, ontvangen, spreken, en samen met hen over de zorg en opvoeding van hun en jouw kindexen bezig zijn.
VooIwaar:
ook opleiden is een vak apart. Expressie-vaardigheid lijkt me belangrijk, dat
kun je trainen. Voorts rollen spelen en bespreken van praktijksituaties.
Meer
kan ik zeggen over de rol van theorie bij de opleiding: groepsopvoeder zijn is
een vak waarin je in hoge mate op intuïtie handelt. Wat is intuïtie ? Een
bliksemsnel denk-proces. Typisch voor ons vak is ook het na-denken:
het achteraf stilstaan bij wat je bliksemsnel besloot te doen. Dus het snelle
intuïtieve denk-proces nog eens rustig na-denken. Daardoor vormt zich je
intuïtie en kun je doordacht handelen.
Denken
dus ook, naast het doen. Denken kun je niet zonder begrippen, noch ook zonder
een denkraam, ofwel niet zonder enige vorm van theorie. Welke theorie ? Nu juist
niét de gangbare theorieën uit het dagelijks leven over opvoeding: dié hebben
nu net gefaald. Er is toch wel wat meer doordachtheid, ofwel wat meer theorie
nodig. De kunst van de opleider is dan om de theorieën te schiften op hun
bruikbaarheid voor het handelen. Lang niet alle theorie is hiertoe nuttig. Je
moet immers niet 'weten' in dit vak, je moet 'weten te handelen', en wel in een
huiskamer waar een 15 kinderen in eten en spelen : Huiskamertheorieën dus (die
zijn er weinig) en geen spreekkamertheorieën (die zijn er veel).
Ik
hoop in mijn nu lopende onderzoek zo'n bruikbare theorie te ontwikkelen.
Frans
Gieles