De kelder verkennen
De kelder verkennen
Moeders prinsjeEr was meer in die kelder van mijn ziel, want ik droomde ook over de kleine prins die daar prinsheerlijk in een kelder lag te slapen in een heel mooi kamertje en bedje. Volgens de therapeut wees dit op de baarmoeder en het verlangen om naar die veilige plek terug te keren. Gevraagd naar associaties, zoals in een therapie gebruikelijk is, kwamen we al snel over mijn moeder te spreken. Dit ging mij beter af dan het spreken over mijn vader; daar had ik aanvankelijk grote weerstand tegen. Over mijn moeder wilde ik best vertellen, dat was een aardige hartelijke zorgzame vrouw, een engelachtig wezen. Duidelijk was dat mijn innerlijk beeld van mijn ouders zwart-wit was getekend: mijn moeder als engel en mijn vader als engerd. Dit zegt weinig over de mensen zoals ze waren, het zegt over hoe ik ze als kind beleefd heb, hoe ze als innerlijk beeld door mij zijn neergezet en in mij zijn opgeslagen. Herinneringen aan mijn moeder kwamen al snel associatief op:
Hiermee belande ik dus al in de Oedipale toestanden: moeder adoreren en vader ontlopen. Maar het is niet zo gemakkelijk als het verhaal algemeen verteld wordt. Er bleek immers een erotisch verlangen naar mijn moeder in mijn ziel te huizen, maar ook een diepe angst voor vrouwelijke seksualiteit. Dat laat zich niet zo snel combineren, al zeker niet voor een heel jong kind. Vooralsnog lijkt het er op dat ik mijn moeder adoreerde als een engel, maar ze moest wel engel blijven: een verheven wezen zonder lichaam of seks, niet een wezen met een vrouwelijk lichaam en vrouwelijke seksualiteit. Vader op een zijspoor gezetMijn vader ontliep ik zo veel mogelijk. Met veel moeite kon ik associatief iets bespeuren van een vaag verlangen naar een vriendelijke, nabije en betrokken vader zoals ik hem ooit even gekend had, maar ik moest concluderen dat ik dit hele verlangen al erg jong naar de kelder van mijn ziel heb verbannen. Ik verlangde er dus niet meer naar. Nu is een kenmerk van dit soort verdrongen verlangens dat ze in de beleving griezelig zijn en dat ze door de verdringing alleen nog maar griezeliger worden. Dus blijven ze in die kelder. Uit het logboek, dus uit het dagboek:
De therapeut: "Lastig, die vader- en moederfiguren... Ieder mens heeft ze, het zijn archetypen. Uiteindelijk zijn de vader én de moeder één Goddelijk Oerwezen en ik een oerkind (met oersoep...)." Met "oersoep" bedoel ik de nare gevoelens uit mijn vroegste jeugd.
Droom: aquarium verhuizen
De therapeut zag er de geboorte in. Mijn vrouw die het aquarium leegt is de moeder die baart. Het kind moet nu naar lucht happen, het kan niet terug naar het water. De kraan ofwel slang verwijst naar de seksualiteit, die alles te maken heeft met het scheppen van nieuw leven en het baren. De konijntjes verwijzen naar het gevoel van kwetsbaarheid van het jonge kind. Hij zegt dat mijn 'automatische herstelprogramma', dat kennelijk in werking is, op dit zeer fundamentele niveau moet beginnen met de reparatie en daar kennelijk mee bezig is. Ik sprak immers kort daarvoor nog over de kleine prins en over mijn compositie Aquarium. De kleine prins komt te voorschijn en de vis moet nu zelf lucht happen. Een soort herbeleving van de geboorte dus. Hij ziet traumata in mijn aller-vroegste jeugd (couveuse, ziekenhuis, long- en oorontsteking, doodsstrijd, oorlog, depressie als jong kind) die de ontwikkeling en de individuatie, zeker de groei als jongen, behoorlijk belemmerd moeten hebben. Hij ziet ook een inhaal- en reparatieproces in werking dat mij goed doet en mij niet desintegreert. Ik kon dit zelf nog moeilijk overzien omdat ik er midden in zat. Vooralsnog zal ik dat negatieve Oedipuscomplex alleen maar bevestigd, hetgeen geen leuke ontdekking is om over jezelf te doen. Ik had geen idee hoe daar ooit weer eens uit te komen en zelfs geen idee of zoiets ooit nog wel mogelijk is. De Oedipale fase ligt immers rond de 4, 5 jaar en die was ik toch al ruimschoots voorbij. De strijd met mijn vaderDe therapeut ging met pensioen en hij regelde dat ik bij een andere kon komen. Dit duurde echter wel enkele maanden, in elk geval voor er daar echt van therapie sprake was. Het proces ging echter vanzelf verder, het was niet te stuiten. Er was kennelijk een zelf-herstel programma gestart. Als vanzelf ging ik mij bezig houden met de innerlijke figuur van mijn vader zoals ik die beleefd heb.
Als baby heb ik tegen de dood moeten strijden. Ik heb vast niet alleen maar passief liggen huilen. Nee, mijn hele lijf en geest moet gevochten hebben om te overleven. Eenmaal thuis, belandde ik in een oorlogssituatie. "De Duitsers": woorden die dagelijks klonken en die het dagelijks leven verklaarden en regelden. Het ontlopen van De Duitsers was dagelijkse routine, het hen te slim af zijn was het streven. Er was een hongerwinter en te weinig eten. Maar van wat er wel was, at ik niet, zo herinner ik mij en bevestigde mijn moeder later. Dit wijst op een vroeg-kinderlijke depressie. In augustus 1944 ging ik, drie jaar jong, met mijn ouders mee naar Nijmegen, naar mijn broer. Op de heenweg stond er een station, op de terugweg was het plat gebombardeerd. Dus zo machtig was die vijand en zo overal aanwezig, niet alleen in onze straat en bij ons vluchtadres. In plaats van dat ik ga huilen, loop ik stil en flink het hele stuk langs het spoor tot er een trein klaar stond. Die tranen kwamen later pas, toen er een stukje over in de krant stond. Ook na de oorlog bleek hoe machtig de vijand was, toen ik
heel het Bezuidenhout plat zag liggen. Er was een grote oppermachtige vijand die
ons onmachtig en kwaad maakte, maar ook slim: strijden is niet alleen vechten,
het is ook vluchten, ontlopen, de ander te slim af zijn of stille diplomatie. Een
wanhopige strijd die toch gevoerd moet worden: op leven en dood.
Maar ineens hield dit op. Ineens was pa 'weg' en als hij er was, was hij boos, eng, gevaarlijk, griezelig en onvoorspelbaar. Hij deed akelige dingen: mijn moeder uitschelden, mopperen, mijn zusje slaan en bedreigen, schelden, stompen en veel zwijgen. Pa werd onbereikbaar; misschien alleen nog in zijn boosheid bereikbaar, maar in die buien van hem was ik weer niet bereikbaar. Hier had ik dus een probleem: mijn verlangen naar passieve afhankelijkheid in een intieme en liefdevolle sfeer, naar bevestiging, werd althans door mijn vader 'ineens' helemaal niet meer vervuld. Dit moet wel een fikse frustratie geweest zijn op diep liggend niveau. Drie maal een breukIk moet toen een soort besluit hebben genomen en ik herinner mij mijn houding hierin nog wel enigszins: 'O.K., pa, houd je liefde, je intimiteit en je bevestiging maar bij je, ik hoef ze niet meer. Je bent nu mijn vijand. Ik ga je bestrijden.' Mijn 4 à 5 jaar jonge geest koos (precies in de Oedipale fase dus) strijden als oplossing. Strijden was mij immers goed bekend, ik ben er in geboren en getogen; het was bekend terrein. Ik besef dat het houden van de moeder en het bestrijden van de vader een "Oedipale situatie optima forma" is, zoals het onderzoeksrapport schrijft. Wat heet 'bestrijden'? Ik schafte hem af als vader, net zoals Oedipus deed met de zijne. Hup, weg met die man! Zo rond mijn tiende jaar was er een tweede breuk. Er voetbalden kinderen op straat en de bal kwam tegen het raam. Pa belde de politie. Op dat moment knapte er iets in mij en nam ik definitief afstand van hem. Heel even maar voelde ik de haat, direct daarna verkilde ik weer. Het was in ons gezin niet gebruikelijk om buiten te spelen "met die asocialen, protestanten en heidenen". Toch deed ik dat wel en ik leefde erg op van het contact met de vitale kinderen buiten. Met de afwijzing van die straatkinderen, wees hij ook mij als vitaal jongetje af; alleen de stille zwakke grijze muis was voor hem aanvaardbaar. Dit is door broers en zussen wel bevestigd: wij werden geacht stil en netjes te zijn; lawaai, emotionele uitingen en andere vitaliteit was niet erg gewenst in het grote gezin in het vrij kleine huis. Alleen, zo zeiden zij later, "Wij trokken ons niets van Pa aan, maar jij maakte je er kennelijk wel druk om." Zo zie je hoe elk kind zijn eigen innerlijke keuzes maakt.
Het Oedipale addertje onder het gras is dat ik in de zorg voor deze vitale straatkinderen mijn moeder als zorgzame vrouw navolgde. Ik maakte er, dwars tegen de wens van mijn vader in, mijn beroep van. Dit was slim van mijn geest, want niet alleen kon ik zo mijn Oedipale situatie handhaven, ook werkte het nog als pijnstiller. Als oudere jongen neem je meer afstand van je moeder en juist zij was altijd mijn grote pijnstiller geweest.
Om de Oedipale lijn weer op te pakken: ik bleef weigeren om mijn vader als vader te accepteren. Zo weigerde ik elke bijdrage van hem, hoger dan de kinderbijslag, en verdiende mijn brood en studie verder zelf als werkend student: de jonge groepsleider - met vitaliteit om mij heen. Pech voor mijn geestMijn geest dacht slim te zijn door zo rond mijn vijfde jaar te kiezen voor de strijd als 'oplossing' van het probleem van de diepe frustratie t.o.v. mijn vader. Mijn geest hoopte natuurlijk dat dan al strijdend meteen even de weggestopte gevoelens uit de eerste en tweede oerstrijd mee verwerkt konden worden. Pech, beste geest, dit is nu juist helemaal niet gebeurd. Alleen in het begin voelde ik nu en dan heel even haat- en wraakgevoelens opkomen, ook wel eens machteloosheid, kwaadheid, frustratie. Maar heel snel daarna kon ik die gevoelens in de kelder stoppen, kon ik verstenen, kil, flink en vastberaden worden. Er kwamen alleen maar meer gevoelens erbij in die doofpot van mij. En hoe voller deze werd, hoe enger de inhoud werd, hoe beter hij maar gesloten kon blijven. Dit werkt als een vicieuze cirkel. De strijd is ook niet gevoerd met kwade woorden, uitingen van boosheid, heftige woorden of agressieve methoden. De strijd is altijd stilletjes en slim gevoerd, met uitwijkmanoeuvres en stille diplomatie. Het verder verkennen van de kelderInmiddels was de tweede therapeut echt begonnen. Was bij de eerste therapeut vooral de kindertijd en de moeder-zoon verhouding besproken, nu komt de vader-zoon verhouding meer in beeld en ook de puberteit als levensfase. Ver voor de puberteit had ik al een keuze gemaakt: ik had mijn vader 'afgeschaft' als vader. Normaliter volgt een jongen zijn vader na om de liefde van zijn moeder te winnen, ik deed mijn moeder na. Men noemt dit 'de negatieve oplossing van het Oedipuscomplex'. In de kindertijd geeft dit niet zulke grote problemen, maar in de puberteit ontstaat er een probleem. De jongen komt dan losser van de moeder te staan en gaat man worden. Dan heb je een mannelijke identiteit nodig, maar op de een of andere manier was ik hier kennelijk niet aan toe. Ik koos ook niet de sport, maar de wetenschap, cultuur en kunst als bezigheid. Ik heb toen jaren gewerkt aan een compositie over de Griekse held Perseus. Deze doodde een gevaarlijke vrouw, wier blik kon verstenen, door haar slechts in een spiegel te zien en zo te benaderen zonder haar aan te kijken. Dit mythische verhaal geeft het afstand nemen van de moederfiguur weer, denk ik. Uiteraard bevrijdt de held daarmee zijn bruid, met wie hij zijn leven als man kan beginnen. In mijn heel jonge volwassenheid schreef ik, in militaire dienst, enkele verhalen over de clubhuiskinderen die ik toen gitaarles gaf. Ik heb deze bewaard en herlezen. Pas nu, veertig jaar later, zag ik ineens hoezeer ik daar mijn eigen ziel in heb beschreven. Ik had dit toen niet in de gaten. Laten we aannemen dat ik toen zo zuiver mogelijk die kinderen heb aangevoeld, maar hun verhaal en beleven waren voor mij toch wel heel herkenbaar. In beide verhalen worstelen de jongens met hun ouderfiguren, in het bijzonder met de vaders - zie De Teddy Bear en in het verhaal Ik zal buiten op je wachten zie je de stille grijze muis a.h.w. ontstaan en rondsluipen door het huis. Zo verkende ik de inhoud van de kelder van mijn ziel, de schaduwkant waar de verdrongen zaken liggen. Ik trof daar o.a. aan dat ik mij, kennelijk onbewust, toch voor een deel wel met mijn vader heb geïdentificeerd, namelijk het vermogen om hard en systematisch te werken en veel te archiveren heb overgenomen. Er komt nogal wat beweging in mijn ziel, zich uitend in vele dromen. Verwaarloosde dieren krijgen hokken en voer bijvoorbeeld. Maar ook droom ik van een onvervalst homoseksuele scène met een van mijn vroegere bazen, duidelijk een representant van de vaderfiguur. Hier zat ik nou niet op te wachten. Je gaat in therapie om minder problemen te hebben en niet om er nog eens een bij te krijgen. Wat moest ik aan met homoseksuele dromen? En dan nog wel met een vaderfiguur? Vreemd gedoe, daar in die kelder. Moet dat nou allemaal naar boven komen? Het bleek niet te stuiten. De beer was los - in mijn geval de olifant.
Waarschijnlijk heeft deze onbewuste maar cruciale stap het vervolg mogelijk gemaakt. Ik was er namelijk nog niet. Eén cruciale droom bleek niet voldoende, er volgden er heel wat meer. De rollen en verhoudingen veranderenDit gebeurt allemaal in de vorm van dromen, maar er zit een duidelijke lijn in. Om te beginnen maak ik mij los van mijn moeder. Ik neem steeds meer afstand van haar en beleef haar ook steeds meer als afstandelijk, tot onbereikbaar toe. In het grote gezin was dit feitelijk vast wel zo, maar die beleving, daar wilde ik toen nog niet aan. Mijn moeder gaat ook dood in een droom. Ik breng haar in een pakketje weg. Ik ga, in een andere cruciale droom, van haar weg en ga naar de vaderfiguur toe.
Dan verdwijnen beide ouders uit beeld: ze gaan om beurten steeds dood. Ik sta er alleen voor en wil dit nu kennelijk ook. Dan keren ze weer terug, maar in andere rollen en verhoudingen. Mijn moeder bezie ik veel kritischer. Ik zie haar feitelijke afstandelijkheid en haar onbereikbaarheid. Mijn vader daarentegen komt a.h.w. tevoorschijn op een veel positievere wijze: een bekwaam man die een hoop presteert en iets te bieden heeft als voorbeeld, als perspectief. Hij geeft mij gereedschap mee. Dit beeld herhaalt zich zelfs enkele malen. Op de bodem van de put
Ik noem maar kortweg even wat droombeelden op die verschenen.
Zo droom ik twee keer van mijn moeder in voor haar weinig vleiende beelden: eerst als een onaangenaam strenge en harde vrouw, dan verschijnt zij als een bitse heks die ook nog eens vergezeld is van een spook en vervolgens vindt er door haar een regelrechte moord op mijn vader plaats, waarover ze alleen mij inlicht: een puur Oedipaal beeld.
Dat spook: is dat pa? Of een verborgen kant van ma? Of van mijzelf?
|
Kennelijk moest ik deze weg in de donkere diepten nog eens gaan, zoals Odysseus langs de Hades moest gaan om thuis te komen. Om van de moeizame tocht van de blinde Oedipus nog maar te zwijgen. Ik voel nu dat ik ook weer verder kan en dit gebeurt inderdaad ook. |
|
De therapeut merkte wel op dat ik, ondanks het grote gezin, overal alleen voor stond en in feite eenzaam was, qua gevoelens aan mijn lot overgelaten. Dit roept een diep gevoel van angst en onveiligheid op bij een kind. Afweer is dan noodzakelijk. Omdat die diepere gevoelens, de oersoep, nu geleidelijk aan verwerkt zijn, is die afweer niet meer nodig en kon deze gaan afbrokkelen.
Intussen vindt de therapeut dat er voldoende op fundamenteel niveau is veranderd en dat ik mijn weg heus verder wel zal weten te vinden. Hij gaat het wat kalmer aan doen en ik ga op eigen kracht verder.
In diverse werkboeken blokkeerde ik altijd op het hoofdstuk over de vader. Enkele van die boeken geven dan als taak op: schrijf een brief aan je vader. Dit had ik nooit gekund. Nu hakte ik de knoop door en heb 'm eindelijk eens geschreven. Hij begint met kritische vragen en verwijten, precies zoals de brief die ik in 1959 'aan hem' schreef in mijn dagboek, maar nu eindigt de brief met vergeving.
De dromen gingen door, minder in aantal maar niet in intensiteit. Soms ook griezelige dromen, over dood en leven. Bij de therapeuten zijn deze steeds uitgelegd op psychisch niveau. Nu had ik de ruimte en de vrijheid om ze eens meer op spiritueel niveau te gaan interpreteren: het niveau van dood en leven(s).
Op enkele punten kwam ik tot een nieuwe interpretatie van enkele indringende ervaringen of dromen. Ik zag deze nu niet meer als de lijn in mijn leven, maar eigenlijk als de lijn van mijn overleven.
Om dit in te zien, moest ik niet zozeer naar de vitale kinderen om mij heen, als wel naar het vitale kind in mij terugkeren en dit eens de ruimte geven. Het kind en de wijzere oudere integreren dan tot een geheel op een volgend niveau: heelheid zonder projectie of zoiets nodig te hebben. Heel wat dieren zijn gepasseerd in mijn dromen sinds die eerste boze olifant, vooral konijnen. Deze waren vaak op sterven na dood. Toch overleefden ze. De vitaliteit beek uiteindelijk sterk genoeg om te overleven. En de olifant werd tam. |