Samenvatting
[van hoofdstuk VIII]
[Blz. 181] In
de tweede onderzoeksperiode is de voorlopige conflicthanterings-methodiek
aangeboden aan zeven teams van tehuisleefgroepen van uiteenlopend type met de
vraag om proefondervindelijk na te gaan of deze methodiek bruikbaar en verder te
ontwikkelen was. De
vraag naar de bruikbaarheid is uiteengelegd in vier onderzoeksvragen voor deze
periode. Deze waren:
Om
deze vragen te kunnen beantwoorden diende de tekst te worden uitgereikt en
besproken. Om de mate van bruikbaarheid te achterhalen waren verhalen nodig van
groepsleiders die vanuit de methodiek wilden gaan werken. Deze verhalen dienden
verwerkt en besproken te worden. Om te constateren of de groepsleiders ook
anders gingen werken, moest voordien hun aanvankelijke handelwijze worden
vastgelegd. Om de werking van de methodiek na te gaan diende de teams over
geruime tijd te worden gevolgd. Om de verdere ontwikkelingsmogelijkheden te
kunnen beproeven diende er ruimte te zijn voor eigen invulling en nadere
ontwikkeling van de methodiek. Een
en ander resulteerde in een onderzoeksopzet die vrijwel overeen kwam met die van
de eerste periode. Het aanvankelijk handelen werd, op basis van logboek en
observerende participatie, vastgelegd in een 'eerste foto'. De methodiek werd
uitgereikt met de vraag om te bezien of deze bruikbaar was. Hierbij
werd uitdrukkelijk ruimte gehouden voor eigen invulling en verdere ontwikkeling
van de methodiek. In enkele maandelijkse cycli werden verhalen verzameld,
bewerkt en besproken net zoals dat in de eerste periode gebeurd was. Na een
'tweede foto' en een evaluatie werden de resultaten vastgelegd, zo mogelijk in
een scriptie per leefgroep. Voor
een overzicht van deze opzet mag verwezen worden naar het
schema op p 149; [voor de deelnemers, de aantallen en het tijdschema mag
verwezen worden naar de overzichten op de pagina's 150, 151 en 152.] Om de methodiek te beproeven moest deze geïntroduceerd worden. Gekozen is voor een wijze van introduceren die de methodiek niet vastlegde, maar slechts als inspiratiebron aanbeval voor een door het team zelf te ontwikkelen conflicthanterings-methodiek. Ontwikkelen werd dus gekozen als wijze van beproeven. In
de praktijk van de tweede periode lag de nadruk soms iets meer op beproeven,
soms meer op ontwikkelen. Dit laatste bleek beter te werken dan het eerste. De
resultaten van de tweede periode zijn hierna in schema gezet: per deelnemend
team zijn de belangrijkste gegevens over het proces en de antwoorden op de
onderzoeksvragen bijeen gezet. [Blz. 182 & 183] Schema
VIII 7
|
Vastliggende
regels en gewoontes, waaronder 'automatische straffen', belemmeren het
optreden als persoon. | |
Een
visie die de schaduwkant niet accepteert of zelfs verbiedt maakt. de
voorlopige methodiek onmogelijk. | |
De
persoonlijke grenzen van de groepsleider kunnen belemmerend werken in zo
verre deze de groepsleider beletten zijn eigen kwaadheid en onmacht te
laten zien en in zo verre deze hem beletten de moeite te doen die het
intensieve contact leggen en onderhouden vereist. |
Het
gecombineerde team dat de methodiek niet ging gebruiken, bleef werken
met macht en overwicht en het indammen van de schaduwkant. Dit, terwijl de
twijfel aan deze handelwijze al toegeslagen was. Dit team bleef conflicten met
omgangsbreuken houden, het liep met de helft van de bewoonsters vast.
Waar
wel met de voorlopige methodiek werd gewerkt, veranderde de handelwijze
van bet team -en soms de verhoudingen binnen het team. Conflicten in de groep
namen globaal genomen af en verliepen anders. Er kwam beter contact en een
betere sfeer in de groep.
Niet dat de onrust en andere problemen geheel verdwenen: de schaduwkant kwam
naar voren en werd meer deel van het dagelijks leven, dat daardoor meestal
woeliger werd.
In de verruimde visie en met de vergrote handelingsmogelijkbeden van de teams
gaf dit geen onoverkomelijke problemen, geen chaos en nauwelijks vastlopers.
Het was hard werken zo, maar de nieuwe handelwijze beviel uiteindelijk beter.
a.
Dat waarschuwen, straffen en strakke regels hanteren leiden tot de vicieuze
cirkel van het machtsgebruik, was niet nieuw. Ook de voorlopige methodiek
vermeldt deze cirkel al. Wel werd het bestaan van deze heilloze cirkel in
iedere groep weer bevestigd.
b. Een grens-aangevende boodschap kan inderdaad heel goed de vorm aannemen van een veelal korte, maar echte kwaadheid van de groepsleider. Als deze die kwaadheid tijdig, zorgvuldig en op warme wijze uit, kan dit niet alleen helpen de conflicten op te lossen, maar ook om het contact te verbeteren. Het contact met de schaduwkant wordt dan wederzijds en zo'n contact is nu juist gewenst, zo niet noodzakelijk voor het werk van de groepsleider.
[Blz.
185]
c.
Weer bleek dat het serieus nemen van de boodschap achter het gedrag, de
belangen, behoeften, rechten, gevoelens en de eigen wil van de kinderen hoogst
belangrijk is. Door samen met hen de zorg te behartigen en hun behoeften
serieus te nemen, kan men in elkaars nabijheid leven resp. werken. Dit geldt
vooral voor de cruciale momenten van eten, slapen en ziek zijn.
d.
Een conflict kan zich in fasen afspelen, waaronder een 'tussentijdje', een
tijdelijke omgangsbreuk. Dat tussentijdje kan benut worden en zelfs nodig zijn
voor reflectie. Indien die reflectie het eigen innerlijk en dat van de ander
betreft, maakt dit herstel van het contact en dus de oplossing van het conflict
in een volgende fase mogelijk.
e.
Indien de schaduwkant tijdens conflicten wordt ontmoet, kan deze ontmoeting ook
buiten conflicten plaats vinden. De conflict-hanterings-methodiek heeft
dan een bredere werking en wordt eigenlijk contact-hanterings-methodiek
of gewoon 'methodiek'.
Omgekeerd geldt: indien de schaduwkant tijdens conflicten verboden wordt, wordt
deze ook buiten conflicten verboden. Het niet volgen van de voorlopige
conflict-hanterings-metbodiek heeft dan eveneens een veel bredere werking.
f.
Indien de schaduwkant naar voren mag komen, wordt ook de hulpvraag zichtbaar. Er
is dan behoefte aan een hulpverlenings-methodiek. Of men moet accepteren dat men
als groepsleider vaak geen hulpverlenend antwoord kan geven en 'slechts' het
contact met de schaduwkant te bieden heeft. Dat contact voldoet aan een
belangrijke behoefte van de kinderen.
g.
De voorlopige methodiek impliceert een optreden als persoon en het benaderen van
tehuisbewoners, oud of jong, als personen. Dit impliceert dat men met name
kinderen ook ziet als personen, dus als handelende wezens. De methodiek
impliceert het in principe aanvaarden van de in hoofdstuk II verdedigde
handelingsvisie. Voor wie die visie niet kan delen, is deze methodiek een
vreemde.
h.
De voorlopige methodiek impliceert het accepteren van de schaduwkant als
behorend bij de persoon. Zij impliceert dus ook een bepaalde invulling van het
begrip 'persoon', waarin met name de autonome wil, de gevoelens en de
irrationele kanten van de menszijn opgenomen. Dit persoonsbegrip is in hoofdstuk
II verdedigd.
i. Om de voorlopige methodiek in praktijk waargemaakt te krijgen is het niet voldoende om een geschreven werkstuk aan te bieden. Wat al zeker niet werkt, is het pogen te overtuigen en het stellend in discussie treden. Met het team zal een proces afgelegd moeten worden van methodiekontwikkeling. Daartoe helpt het zorgvuldig geven van feedback, het goed luisteren naar wat de groepsleiding voelt en vindt, het ondersteunen van ieder teamlid, het participeren, het stellen van kritische doch open vragen en het uitwisselen van ideeën. Zo zal ieder team zelf de team-eigen methodiek in een permanent proces moeten ontwikkelen. De voorlopige methodiek kan daarbij richtinggevend zijn.