Vorige Start Omhoog Volgende

Hoofdstuk VIII, Par. 3, 2.

b. De antwoorden op de onderzoeksvragen

[Blz. 172]

(1) Hoe kwam de voorlopige methodiek, zoals verwoord, over bij deze praktijkwerkers?

De tekst op zich bleek duidelijk en in de praktijk herkenbaar; het stuk zet aan tot bewuster werken en denken. De inhoud echter sloot niet aan bij het denken en doen van deze teams, met name de onderliggende visie verschilt. De voorlopige methodiek kwam over als anders en als moeilijk, als niet of slechts soms bruikbaar .Het bleef een idee, een niet praktisch realiseerbaar ideaal.

(2) Was de voorlopige methodiek bruikbaar voor deze praktijkwerkers?  

(a) Wenste men haar te gebruiken?

Slechts in beperkte mate, namelijk tot er basisregels echt en bij herhaling overtreden werden. Het verruimen van de grenzen van wat aanvaardbaar was, het accepteren van de schaduwkant, sloot niet aan bij de visie van het team en het beleid van het tehuis. 

(b) Kon men haar gebruiken en in hoeverre deed men dit?

Men kon de methodiek gebruiken tot het grenspunt: de regeloverschrijding. Vanaf dat punt kon de schaduwkant niet geaccepteerd worden. Dat maakte al het contact en zelfs de omgang voorwaardelijk. In die zin kon men de methodiek ook al voor dat grenspunt niet echt gebruiken.

(c) Welke belemmeringen traden aan het licht?

Angst voor de chaos die zou ontstaan bij het accepteren van de schaduwkant, 

de regels en het beleid van het tehuis en

de onderliggende mens- en maatschappijvisie (Coenen 1985 p 77, 81 en 86). 

 

(3) Wat gebeurde er toen de methodiek (wel resp. niet) werd toegepast?

In de conflictverhalen waarin in de lijn van de voorlopige methodiek gewerkt werd, komt de inhoudelijke en achterliggende problematiek naar voren en kan er zorg en hulp geboden worden. 

Het overwegend werken met macht en overwicht echter maakte het werken met de problematiek niet goed mogelijk. Bij deze handelwijze wordt veel gedrag geïnterpreteerd als verzet en wordt dienovereenkomstig opgetreden. In de relatie gaat het machtsaspect overheersen, ten koste van het persoonlijke en het hulpverlenersaspect. 

In de vele omgangsbreuken die in deze handelwijzen voorkwamen was zelfs het bieden van de  minimaal noodzakelijke zorg en hulp niet goed meer mogelijk. Voor de meisjes die zich schikten, bracht deze handelwijze wel de gewenste sfeer van rust en gezelligheid. Met de meisjes die zich bleven verzetten liep het team vast; zij liepen definitief weg of werden weggestuurd. Dat was het geval bij de helft van de in de onderzoeksperiode aanwezige meisjes.

(4) Welke inhoudelijke aanvullingen en/of wijzigingen kwamen naar voren?

1) 

De voorlopige methodiek is alleen logisch binnen een bepaalde visie op mens, kind, samenleving en orthopedagogisch werk -- in casu de in hoofdstuk II geschetste handelingsvisie. Wie van een andere visie uitgaat, kijkt vreemd tegen de voorlopige methodiek aan; zij sluit dan niet aan en wordt als onpraktisch ideaal gezien.

2) 

Het met een poging tot overtuigen aanbieden van deze methodiek aan een team dat anders werkte en daarover tevreden was, wekte twijfel, weerstand en verdediging op. Als een team de weg van de aanvankelijke methodiek naar deze methodiek al wil afleggen, zal dat team dat toch zelf en in eigen tempo moeten doen.

3) 

Indien de schaduwkant bij conflicten niet wordt geaccepteerd, wordt zij ook buiten de conflicten niet geaccepteerd, maar verboden via regels en bestreden via macht en overwicht. Zoals het werken met de voorlopige conflicthanterings-methodiek in feite een veel bredere werking heeft, buiten de conflicten om, zo heeft ook het niet werken met deze methodiek een veel bredere werking.

4) 

Het primair stellen van regels die de schaduwkant indammen lokt conflicten uit in de win- of verliessfeer. Gedrag wordt al snel geïnterpreteerd als regelovertreding en als verzet. Gebruik van macht wordt logisch en gelegitimeerd. Verzet, escalatie en omgangsbreuken volgen. Als dit vaak of overheersend gebeurt, raakt de hulpverleningsrelatie zoek. Met de helft van de meisjes liep het team op dit punt vast. Deze regelmethodiek en de daaronder liggende visie verdient dus kritische herbezinning.  

[Blz. 173

5) 

a) De argumentatie voor het werken met macht en overwicht steunde (bij dit team) vooral op het idee dat spanning, onrust, sterke gevoelens ('buien') en onvrede (ofwel: de schaduwkant) in banen geleid dienen te worden omdat meisjes en leiding anders overspoeld zouden raken door emotie, zij hun overzicht, houvast en duidelijkheid (hun rationaliteit) zouden verliezen en hun onmacht te zeer zouden voelen; er zou een puinhoop of chaos (irrationaliteit) ontstaan waarvan het einde zoek zou zijn. 

Met andere woorden: de argumentatie voor het werken met macht en overwicht steunde (bij dit team) op angst voor de schaduwkant, met name de angst voor autonomie en irrationaliteit. Deze angst werd op haar beurt gelegitimeerd door een visie op de mens waarin weinig ruimte is voor irrationaliteit, door een visie op het kind die weinig autonomie toelaat en een visie op de samenleving die accepteert dat de (jonge) mens op deze rationele wijze in banen geleid mag of dient te worden. Die visie legitimeert het gebruik van macht en overwicht.

b) De opgekomen twijfel aan de juistheid van het werken met macht en overwicht concentreert zich rond enkele ervaringen:

de ervaring dat het werken met een opgelegd regelgeheel onplezierig is en eigenlijk niet strookt met de wil van de groepsleider zelf,

de ervaring dat door deze handelwijze het contact met de meisjes belemmerd wordt en dat schijnaanpassing bevorderd wordt en

de ervaring dat het team met de helft van de meisjes vastliep.

 

c) De twijfel aan de juistheid en de bruikbaarheid van de voorlopige methodiek concentreerde zich (bij dit team) op de angst voor wat men dan los zou maken. Het is te onzeker, te riskant. Men meende in de praktijk niet los te kunnen komen van de rol van regeloppasser en beschouwde die rol als 'de' beroepshouding.

d) De argumentatie dat de voorlopige methodiek juist voor de moeilijke momenten in het werk, de conflicten en de ontmoetingen met de schaduwkant, een alternatief met mogelijkheden bood en dat de bruikbaarheid ervan reeds elders gebleken was, was niet sterk genoeg om de angst voor het anders gaan werken te overwinnen. Met die angst, de schaduwkant van de groepsleiding om zo te zeggen, had anders gewerkt moeten worden.  

  Vorige Start Omhoog Volgende