[< Back]     [Home]     [Up]     [Next >]      
[Terug #1]     [Terug #2] 

Par. 2. Wetenschapstheoretische achtergrond

Inleiding

[Blz. 43]

Methodologische regels zijn slechts zinvol binnen een kader van wetenschapstheoretische uitgangspunten. Discussies over methodologische richtlijnen gaan in de kern over de vraag wat wetenschap is en behoort te zijn. Daarover laat zowel de geschiedenis als het heden verschillende modellen zien, paradigmata geheten. [*14] 

Handelingsonderzoek dient, als eigen methodologie, een eigen paradigma te hebben of te ontwikkelen. Hiertoe heeft Moser (1978) de aanzet gegeven en hebben andere auteurs bijdragen geleverd. Hun gezamenlijke bijdrage wordt hieronder bijeengezet.

Een paradigma bevat vier elementen, aldus Moser (1977a p 9) met verwijzing naar Kuhn. Deze zijn in onderstaand schema in de linker kolom met 1 t/m 4 aangeduid en genoemd. In de vier subparagrafen die hierna volgen wordt elk van deze elementen nader besproken. [*15]

Schema III 3. Wetenschapstheoretische uitgangspunten (paradigmata)  

Elementen

In de gedragsvisie

In de handelingsvisie

1. Een organiserend kernbegrip

Objectieve waarneming van (experimenteel verkregen) feiten

De discours: de kritische dialectische dialoog tussen alle betrokkenen

2. een als wetenschappelijk erkende procedure

Hypothesetoetsing aan data (zie 1) m.b.v. statistiek

Cyclisch proces waarin ervaring en reflectie (praktijk en theorie) elkaar afwisselen

3. Een waarheidscriterium

Poppers falsificatietheorie

Habermas' consensustheorie: waarheid, juistheid, waarachtigheid, begrijpelijkheid

4. Enkele sleutelbegrippen

Gedrag, interventie, verklaren, voorspellen, beheersen

Handelen, emancipatie, veranderen, verbeteren van handelen

Belangrijkste methodologische consequenties:

Grondhouding

Objectiviteit

Subject-subject wisselwerking en subject-object wisselwerking; 

Type data

Invariaties (wetmatigheden)

Variaties (nieuwe handelwijzen)

[Blz. 44

1. Het organiserend kernbegrip van handelingsonderzoek: de discours

De discours is het regelmatig terugkerende gesprek tussen alle bij het onderzoek betrokkenen, onderzoeker(s) en praktijkwerker(s), waarin alle onderzoeksaspecten (doel, opzet, data, analyse, conclusies) kritisch worden besproken. Dit is 

"de centrale instantie in het wetenschappelijk proces, net zoals het experiment dat is in het traditionele sociaal-wetenschappelijke onderzoek. Zoals in het traditionele empirische onderzoek de waarheidsvraag aan het experiment gesteld wordt, zo wordt die in handelingsonderzoek gesteld aan de discours." De waarheid wordt daar gezocht "door systematische argumentatie," 
aldus Moser. [*16]

Het begrip 'discours ' is afkomstig van Habermas, met name van diens veel geciteerde hoofdstuk van 1971. [*17] Habermas bespreekt in dat stuk zijn aanzet tot een algemene theorie van het communicatieve handelen. In het dagelijks leven is communicatief handelen noodzakelijk, doch pas mogelijk als men over en weer vooronderstelt dat de gesprekspartners aanspraak mogen maken op geldigheid van wat zij zeggen. Zo niet, dan stopt de 'gewone' communicatie en moet men overstappen op de discours. Daarin worden die geldigheidsaanspraken expliciet ter discussie gesteld. De discours dient dus om de geproblematiseerde geldigheidsaanspraken van meningen, normen en uitingen met argumenten te funderen.

Funderend voor de discours is op zijn beurt een ander begrip van Habermas, namelijk 'de ideale gesprekssituatie'. Deze situatie is als mogelijkheid verondersteld en deze veronderstelling maakt de discours, het gedeelde begrip en het communicatieve handelen mogelijk, net zoals het begrip 'de ideale meetsituatie' een veronderstelling is die objectieve waarneming, uitspraken over de dingen, en doelrationeel handelen mogelijk maakt. [*18]

In de ideale gesprekssituatie zijn de deelnemers ongehinderd door externe dwang, of door belemmeringen of storingen die inherent zijn aan menselijke communicatie. 

"Slechts dan heerst alleen de eigen-geaarde dwangloze kracht van het betere argument, dat de bewijsvoering van uitspraken terzake en tot recht doet komen en de beslissingen over praktische zaken rationeel kan motiveren" (Habermas 1971 p 137). 

We vooronderstellen dat de ander, net als wij, als subject toerekeningsvatbaar is, dat hij desgevraagd antwoord kan geven op legitimiteitvragen. Pas onder die vooronderstelling kunnen we echt gedeeld begrip van onecht gedeeld begrip (bijvoorbeeld verhullende ideologieën) onderscheiden en beschouwen we overeenstemming die er feitelijk is of die, bij doorvragen, vermoedelijk bereikt zou worden, als echte overeenstemming en als vooralsnog geldende waarheid, "als ware zij onder ideale omstandigheden tot stand gebracht" (Habermas 1971 p 136 en 122).

Om dit te bereiken of te benaderen dient de discours machtsvrij te zijn. De kansen om het gesprek aan te gaan, beweringen te doen, vragen te stellen, kritiek te opperen etcetera dienen gelijkelijk over alle deelnemers verspreid te zijn. Allen, wetenschappers en practici, zijn gelijk berechtigd. [*19] De praktijkwerkers worden dus niet objectiverend aangesproken als 'de onderzochten' , maar benaderd als kennende subjecten, die niet zozeer zichzelf, als wel hun eigen themata onderzoeken. [*20]

Met andere woorden: de discours dient het karakter te hebben van een dialoog. In een machtsverhouding heeft de dialoog geen bestaansmogelijkheid; heersers kunnen niet dialogisch handelen. Dialoog kan niet bestaan waar de een de wereld benoemt en dit deponeert bij de ander. Dialoog impliceert een vragende en kritiseerbare opstelling. [*21] De discours is per definitie kritisch, omdat alle geldigheidsaanspraken erin van vraagtekens worden voorzien. 

De term 'kritisch' verwijst naar een instelling waarbij niets bij voorbaat als vanzelfsprekend voor waar wordt aangenomen, maar waarbij de waarheid steeds weer beoordeeld wordt aan de hand van normen, die op hun beurt weer bekritiseerd kunnen worden. Ook de huidige maatschappelijke werkelijkheid wordt niet vanzelfsprekend opgevat als de juiste maatschappelijke werkelijkheid, maar als een kritiseerbare en verbeterbare werkelijkheid. Ook de eigen uitspraken en opvattingen dienen voor kritische herziening vatbaar te zijn. "Geen feiten inbrengen zonder de mogelijkheid van kritisering" is dan ook een eis aan de discours (Moser 1977a p 78). Dit impliceert dat ook de wetenschappelijk onderzoeker zich principieel kritiseerbaar dient op te stellen.

 [Pagina 45]

"De wetenschappelijke werker zal dus zijn werk open moeten stellen voor zelfkritiek en kritiek van anderen. Bij deze opstelling hoort ook duidelijkheid over eigen waarden en voorkeuren en over de mogelijke implicaties hiervan op de gang van het onderzoek" (Ten Have 1977b p 54 en 55).
 Ook dient hij zijn kennisinteresse en zijn kennisleidend belang openlijk en expliciet aan te geven. [*22]

Deze discours, het kritische dialogische gesprek, is het organiserend principe van handelingsonderzoek in alle fases ervan, ook de fase van de planning en opzet van het onderzoek. 

De grote gevolgen daarvan op het resultaat van het onderzoek bespreekt Galtung (1977 p 75 e.v.) aan de hand van het bekende onderzoek van Milgram waarin mensen aan medemensen elektrische schokken 'moesten' toedienen en dit grotendeels ook deden. Indien de betrokkenen van meet af aan bij de opzet, uitvoering en conclusievorming van een onderzoek rond deze vraagstelling waren betrokken, hadden de conclusies anders geluid. De door Milgram 'vergeten' factoren 'bewustzijn', 'vrijheid' en 'mogelijkheid van verzet' waren dan zeer waarschijnlijk juist scherp naar voren gekomen in plaats van vrijwel ontkend te worden. Dat heeft nogal wat consequenties voor de implicaties van zulk onderzoek.

Als de discours een kritische dialoog is, impliceert dit dat er in de discours dialectisch gedacht en gesproken wordt. De term 'dialectisch' verwijst naar een visie op de maatschappelijke werkelijkheid en naar een manier van denken en redeneren die voor handelingsonderzoek funderend is.

De visie op de werkelijkheid accepteert het feit dat de menselijke werkelijkheid een maatschappelijke en historische is, die niet vastligt maar verandert en dient te veranderen. Dialectisch denken bekijkt en beoordeelt de werkelijkheid. Een dialectische definitie omschrijft de dingen in hun beweging, naar wat ze zijn en naar wat ze kunnen of behoren te zijn (Marcuse 1970 p 151, 152 en 160).

In dat maatschappelijk en historisch proces spelen spanningen en tegenstellingen een cruciale rol. De manier van denken en redeneren accepteert deze tegenstellingen. In de formele logica is iets óf waar óf onwaar ('tertium non datur' - er is geen derde mogelijkheid). In de dialectische logica kan iets waar en onwaar zijn, afhankelijk van het perspectief van waaruit men kijkt. De positivistische stellingname dat feiten vastliggen en het laatste woord hebben is hiermede verlaten. De discours, de kritische en dialectische dialoog, heeft het laatste woord. [*23]

Dialectisch denken start met een these. Daarna wordt een anti-these geformuleerd en verdedigd, waarna gezocht wordt naar een synthese die beide thesen verenigd op een hoger niveau. Op die synthese volgt weer een antithese en zo gaat het proces door. [*24] In dit proces kunnen meerdere, vanuit verschillende perspectieven en met verschillende methoden ontdekte gegevens met elkaar geconfronteerd worden. 

Dialectische theorievorming duldt een breed gebied van ervaring waarin met name ook de niet-objectiveerbare ervaringen en ideeën zijn toegelaten. De belangrijkste ideeën laten zich het minst toetsen aan ervaring, maar zijn daarom nog niet ongeldig [*25]. In een kritische en dialectische dialoog, dus in de discours, kan hun geldigheid aanvaard worden.

Bezien we nu het tweede element van het paradigma van handelingsonderzoek.

2. Een wetenschappelijke procedure: een cyclus

Handelingsonderzoek gebeurt in een voortdurende wisselwerking tussen handelingservaring en reflectie, tussen praktijk en theorie. Wie de wereld wil leren kennen moet haar gaan veranderen, wie de wereld wil veranderen zal moeten gaan denken [*26]. 

Zoals De Groot [*27] de cyclus van het verklarende denken in het dagelijks leven heeft gesystematiseerd tot 'de empirische cyclus' , zoals de hermeneutische cirkel [*28] een systematisering is van de weg van het begrijpend denken in het dagelijks leven, zoals er voor actieonderzoek cycli zijn beschreven [*29], zo kan voor handelingsonderzoek een cyclus worden omschreven die een systematisering is van het ontwerpend handelen in het dagelijks leven.

In de literatuur zijn meerdere cycli voor handelingsonderzoek aan te treffen. Sommige auteurs geven een cyclus die een geheel onderzoek bestrijkt van kennismaking t/m eindverslag: laten we dit 'de grote cyclus' noemen. Andere auteurs geven een cyclus die het onderzoek in engere zin bestrijkt, het werk dat gedaan wordt nadat de vraagstelling en de doelen zijn afgesproken en voordat er evaluatie plaats vindt en een eindverslag wordt gemaakt; laten we dit 'de kleine cyclus' of 'het onderzoek in engere zin' noemen.

[Blz. 46] 

Andere auteurs geven zowel de grote als de kleine cyclus aan, terwijl weer andere auteurs dit onderscheid niet maken en óf de grote en de kleine cyclus in een schema willen vat ten óf hierin niet duidelijk zijn.

Vanuit de bijdragen in de literatuur heb ik een cyclus gedestilleerd die zowel de grote als de kleine cyclus weergeeft in een schema. De bijdragen van de diverse auteurs en de daaruit door mij gedestilleerde cyclus staan schematisch weergegeven op p 46 en 47, [*30] waarna de laatste nog eens als routekaart getekend staat op p 48.

Schema III 4. Cycli van handelingsonderzoek

  Schema III 5. 
De cyclus van handelingsonderzoek, gedestilleerd uit de literatuur

[Blz. 49

Vrijwel alle auteurs merken op dat hun cyclus wezenlijk verschilt van de traditionele empirische cyclus; niet alleen zijn de stappen anders, vooral zijn de uitgangspunten anders. 

Een belangrijk verschil is dat de cyclus van handelingsonderzoek bepaalde fasen in de onderzoekscyclus opneemt, die de traditionele empirische cyclus erbuiten laat. Het gaat hier zowel om de fase van planning, die immers met de praktijkwerkers gebeurt, om de fase van constructie van hypothesen, handelingsoriëntaties of theorie, als om de fase van de toepassing van de verworven inzichten. De constructiefase, traditioneel wel 'de creatieve sprong' genoemd, is hier ook gesystematiseerd en controleerbaar gemaakt. [*32]

Niet alleen is het zo dat de planning en de keuzen daarin samen met de praktijkwerkers geschiedt, het spiraalvormig proces staat ook toe dat de gekozen vraagstelling en het gemaakte plan onderweg bijgesteld of zelfs geheel veranderd wordt. Men kan in de loop van bet proces tot herinterpretatie van de startsituatie komen en/of tot een betere vraagstelling op grond daarvan. Ook midden in het proces is flexibiliteit een vereiste. Er is immers niet alleen sprake van theorievorming, maar ook van veranderingsprocessen in de praktische situatie en die zijn nooit helemaal voorspelbaar. [*33]

De cyclus mag afwijken van de traditionele, ze is er niet minder wetenschappelijk om. Wetenschappelijke kennis ligt in het verlengde van de kennis die in het dagelijks leven wordt opgebouwd. Het proces van kennisontwikkeling is in wezen gelijk. Om 'wetenschappelijk' te heten dient dit proces systematisch en controleerbaar te worden afgelegd. [*34]  

 3. Een waarheidscriterium: consensus

Het waarheidscriterium is bij handelingsonderzoek: de na kritische argumentatie bereikte overeenstemming in de discours. Ook hier fundeert Habermas' theorie, zijn consensustheorie van de waarheid, dit criterium. Deze kritiseert de positivistische waarheidsvisie, die 'waarheid' opvat als de overeenstemming tussen ('positief') feit en een bewering daarover ('adequatio res et intellectas'). 

Zo'n overeenstemming echter is op haar beurt slechts een bewering die aanspraak maakt op waarheid. Om die aanspraak draait het; als daarover consensus is, na discussie, is er 'sprake van' waarheid. Waarheid ontstaat pas als mensen het eens worden. Aangezien de ideale gesprekssituatie net zomin feit is als de ideale meetsituatie, is waarheid altijd gebonden aan mensen in hun historisch proces. Ware kennis is altijd afhankelijk van mensen en situaties, is principieel kritiseerbaar en altijd voorlopig. Waarheid is geen feit maar een idee. [*35]

De methodologische consequentie is dat alle waargenomen gegevens niet direct als feit worden aangenomen, maar eerst in de discours geproblematiseerd en bediscussieerd moeten worden. Informatie is niet uit zichzelf waar, maar wordt op waarheidsgehalte bevraagd en dient dus falsifieerbaar en kritiseerbaar geformuleerd te zijn. 

Bijvoorbeeld: ontdekte regelmatigheden of samenhangen dienen geïnterpreteerd te worden: zijn het wetmatigheden waaraan niet te ontkomen valt, of zijn het eerder sociaal gegroeide processen die doorbroken kunnen en dienen te worden? Voor de conclusies en het te ontwerpen handelen maakt dat nogal verschil uit. [*36]

Tot hiertoe is gesproken van "waarheid(scriterium)". Waarheid echter is nog maar één vorm van 'geldigheid', er zijn er nog twee in het geding, namelijk juistheid en waarachtigheid, onder welke drie nog een voorwaardelijk criterium ligt: begrijpelijkheid

Habermas onderscheidt drie werkelijkheidsgebieden of wereldperspectieven die elk hun eigen type uitspraken, hun eigen criterium, hun eigen taalkundige vorm en hun eigen discours(gedeelte) vereisten. Deze theorie is op p 50 in schema gezet:

Schema III 6
Geldigheid van uitspraken in de discours (Habermas) [*37]

[Pagina 51

Een groot voordeel van deze theorie is dat in de discours niet alleen over feiten, maar ook over normen, waarden, praktische keuzen en subjectieve betekenisgeving gesproken kan worden. Deze vormen in het handelingsonderzoek een integraal bestanddeel van het onderzoek. [*39] De subject-object-scheiding, funderend voor het positivistische onderzoek, wordt opgeheven en vervangen door een ander funderend beginsel, de subject-object-wisselwerking en de subject-subject-wisselwerking. [*40]

Op dit punt verschilt handelingsonderzoek duidelijk van gedragsonderzoek. Om 'het voorwerp van studie recht te doen' is daar slechts een objectiverende houding toegestaan (De Groot 1961 p 172 e.a.); voor handelingsonderzoek is, om 'het voorwerp van studie recht te doen' een subject-subject-wisselwerking niet alleen toegestaan, maar zelfs minstens ten dele vereist. 

De gedragsvisie aanvaardt de hoge mate van subjectiviteit in het menselijk waarnemen en kennen niet als kenmerk van het wetenschappelijk kennen -'subjectief staat voor 'vertekenend'. [*41] De handelingsvisie aanvaardt subjectiviteit wel in het wetenschappelijk kennen. Zij aanvaardt het subject als in principe en desgevraagd toerekeningsvatbaar, dus niet als 'vertekenend' maar als 'kennend'. Zij erkent het bestaan van subjectieve opvattingen en erkent methoden om deze in kaart te brengen: de subjectiverende methoden. Het onderscheidend criterium tussen wel en niet wetenschappelijk is in de handelingsvisie niet de mate van objectiviteit in de zin van afwezigheid van subjectiviteit, maar de mate van systematiek en controleerbaarheid van het proces en de, na kritische argumentatie, bereikte overeenstemming in de: discours.

4. De richtinggevende sleutelbegrippen

Deze zijn 

'handelen', 

'emancipatie', 

'veranderen' en 

'verbeteren van handelen'. 

 

Het begrip 'handelen' ais sleutelbegrip voor de menswetenschappen is in hoofdstuk II al uitvoerig besproken. Hier gaat het nu om de acceptatie van deze begrippen als richtinggevers voor alle aspecten van het onderzoek: 

de methodologie, 

het type data, 

de bewerking ervan, 

het inzichtvormend proces en 

het resultaat. 

 

Als men 'handelen' als sleutelbegrip aanvaardt, dan zal men de subjectieve betekenisgeving als wezenlijk deel van de data aanvaarden en zal men '(beter) weten te handelen' ais kennisproduct, dus als kwaliteitscriterium, aanvaarden. 

Als men 'veranderen' als sleutelwoord aanvaardt, beïnvloedt dit het type data dat men zoekt en de richting waarin men denkt. Gaat het bij gedragsonderzoek om regelmatigheden en zijn onregelmatigheden daar 'ruis', hier gaat het om het veranderen dus doorbreken van regelmatigheden, om potentiële realiteit en daarbij zijn het nu juist de onregelmatigheden, de 'deviant cases' die een sleutelrol kunnen spelen. 

Gesteld bijvoorbeeld dat een team groepsleiders de meeste conflicten niet kan oplossen, maar enkele wel, dan zijn juist die enkele conflicten de sleuteldata die tot het gewenste resultaat kunnen leiden. Een idiografische theorie over die enkele conflicten is dan waardevoller dan een algemene theorie over alle andere. Galtung spreekt in dit verband van 'invariance breaking science' als tegenhanger van 'invariance seeking science' (1977 o.a. p 90). 

Zeker als ook 'emancipatie' als sleutelwoord gekozen wordt, zal het bij handelingsonderzoek niet (alleen) gaan om beschrijving en interpretatie van het bestaande, maar (ook) om herinterpretatie van het bestaande, om problematisering van het vanzelfsprekende, om het overschrijden van het regelmatige, [*42] om het zoeken naar nieuwe betekenissen en handelingsontwerpen, om het construeren van data die er eerst nog niet waren. Het wetenschappelijke van dat zoekproces en het product ervan zit 'm dan niet alleen in het systematische en controleerbare, maar ook in het kritische gehalte, het "niets ongezien en ononderzocht te accepteren" in "vrijheid en emancipatie uit de bevoogding door dogma' s" (Adorno 1971 p 42).  

[< Back]     [Home]     [Up]     [Next >]