Vorige Start Omhoog Volgende

§ 3. Overzicht en conclusies  

[Blz. 196]

In de beide regio's is een andere weg gekozen voor de fase van methodiekontwikkeling van het docentenwerk. 

In Amsterdam is gekozen voor het toetsen van de bruikbaarheid van de in dit project gekozen werkwijze en de resultaten daarvan. 

In Amersfoort is gekozen voor verdieping en inhoudelijke uitwerking van vragen over de opleiding. Daarbij bleek het nuttig om expliciet bij enkele kernbegrippen stil te staan.

 

De inhoudelijke resultaten en de gevolgde werkwijze bleken beide bruikbaar in de opleiding. Daarbij moet uitdrukkelijk vermeld worden: in combinatie met elkaar. Het is niet voldoende om de inhoudelijke resultaten in lessen over te dragen aan de studenten. Zo eenvoudig werkt de opleiding in dit vak niet. Het gaat er uitdrukkelijk om dat ook dezelfde weg gevolgd wordt: het is de weg van ervaring via verhaal naar de kritische, dialectische en reflecterende dialoog die tot de gewenste inzichten leidt. Deze weg is cyclisch en dient steeds weer afgelegd, bevorderd en bewaakt te worden. 

Een basisvoorwaarde daartoe is het scheppen en in stand houden van een klimaat waarin die dialoog mogelijk is. Als aan die voorwaarde wordt voldaan, blijken studenten in staat om zelf de inzichten te bereiken die ze nodig hebben. Daarbij bleken de zeven vragen voor het verhaal over het handelen goed bruikbaar te zijn.

Het gaat in de opleiding voor dit beroep om veel meer dan alleen het overdragen van kennis van bepaalde vakken en het trainen van bepaalde vaardigheden. Er is iets nodig dat fundamenteler is: een bepaalde grondhouding die in de persoon geïntegreerd is. Alle deelnemende opleidingen noemen de genoemde drie aspecten kennis, vaardigheid en houding, waarvan de laatste de belangrijkste is. De houding die in dit beroep essentieel is, en die dus in de opleiding bevorderd dient te worden, is aangeduid als: als persoon kunnen werken, ofwel als: personaliteit kunnen realiseren.

Personaliteit is te onderscheiden in zeven aspecten 

-- zie even terug naar blz. 190 -- [Maar hieronder staan ze nog eens:]

De lijst van personaliteitsaspecten

a. Kritische rationaliteit, reflexie en zelfkennis. Dit vergt bewustzijn van:
.

b. Eigenheid: 

unieke eenheid 

lichamelijkheid 

grenzen 

historiciteit 

eigen biografie en van: 
.

c. Gekozen normen, waarvoor verantwoordelijkheid gedragen wordt; alsook vergt het: , 

d. Eigen wil en perspectiefkeuze,

e. Gevoelsmatigheid,

f. Vermogen tot activiteit en handelen en

g. Wederkerigheid ofwel: een dialogische houding

die dus elk door de opleiding bevorderd kunnen worden. Ontwikkeling in deze aspecten is in essentie ZELFontwikkeling, die niet afgedwongen maar slechts bevorderd kan worden. Dit is ook mogelijk.

Bevordering van de ontwikkeling als persoon is mogelijk door een klimaat te scheppen waarin een kritische, dialectische dialoog mogelijk is tussen studenten onderling en tussen studenten en docenten. Bij het scheppen van dit klimaat heeft de docent een belangrijke rol. Ook hij dient zich als persoon, open en kwetsbaar op te stellen en de studenten zoveel mogelijk in hun persoon zijn aan te spreken. In te grote klassen is dit nauwelijks mogelijk. 

Startpunt van het leerproces dat dan moet plaatsvinden zijn ervaringen. Dit hoeven niet per se werkervaringen te zijn. Reeds aanwezige (levens)ervaring kan bewust gemaakt worden, op school kan ervaring worden aangeboden.

Deze ervaring dient verwoord te worden: het verhaal o,ver de ervaring dient verteld te (kunnen) worden, in het bijzonder het verhaal over het eigen handelen. Daarbij zijn de zeven vragen naar de elementen van het handelen nuttig gebleken.

Volgend punt in de cyclus is dat het verhaal wordt ingebracht en in een kritische dialoog reflecterend wordt besproken. Uit die dialoog en die reflectie komen inzichten voort. Met die inzichten kan weer in de praktijk gehandeld worden, waarmee de cyclus weer opnieuw start.

Op deze wijze is het mogelijk om de ontwikkeling als persoon te bevorderen, dus de meest essentiële opgave voor de opleiding in dit vak te volbrengen.

Intussen is duidelijk geworden dat opleiding in dit vak iets anders is dan het louter doceren van vaksgewijs ingedeelde kennis, en heel wat meer inhoudt dan het trainen van bepaalde vaardigheden. Het beroep kan alleen in

[Blz. 197] 

een dialogische verhouding, waarin ervaringen worden besproken, onderwezen worden.

Dit heeft consequenties, met name voor de ratio docenten-studenten en voor de organisatie van het onderwijs. Zowel deze ratio als deze organisatie dienen een dergelijke dialogische verhouding mogelijk te maken.  

 

Vorige Start Omhoog Volgende