Vorige Start Omhoog Volgende  

Uit 
HOOFDSTUK VI

DE LAATSTE DRIE FASEN VAN HET ONDERZOEK

A: VOORTZETTING VAN METHODIEKONTWIKKELING VAN HET GROEPSLEIDERSWERK

B: METHODIEKONTWIKKELING VAN HET DOCENTENWERK 

[Blz. 176]

Ook deze fase is tweesporig. A en B vonden gelijktijdig plaats. 
Hierna wordt eerst verslag gedaan van spoor A, daarna van spoor B.

Spoor A: HET GROEPSLEIDERSWERK 

§ 1. Het feitelijke verloop 

1. In de regio Amsterdam

Hier is van de mogelijkheid om de methodiekontwikkeling voort te zetten geen gebruik gemaakt. [...]

2. In de regio Amersfoort

Hier is wel van het aanbod gebruik gemaakt, en wel door het team van Meerwijck. Het proces dat in de opzet voorzien was, had daar inderdaad plaatsgevonden en was eigenlijk nog in volle gang. Er was behoefte om door te gaan en door te werken aan de vragen die er nog lagen. Deze vragen zijn geformuleerd op de brainstormingsdag (dus door álle deelnemers), ze zijn nader geselecteerd en gekozen op de besluitvormende vergaderingen van alle deelnemers en van het Meerwijckteam. Voor het eindverslag zijn ze samengezet en geformuleerd als drie taken en een vraag, namelijk de volgende:

Taak 1 was het ontwikkelen van taal voor die kant van het werk waarover in de tweede fase zo weinig gezegd was, doch die in de vierde fase als heel essentieel verscheen. Als die kant zo essentieel is én als er zo moeilijk over te spreken valt, dan moeten we daarvoor taal ontwikkelen.

Taak 2 was het waarmaken van de overmachtsvrije dialoog in de dagelijkse leefsituatie
Kan dat eigenlijk wel? En hoe dan?

Taak 3 was het waarmaken van de ontwikkeling als persoon, in dit geval niet op de opleiding, maar in het werk als een permanent proces. Daarbij kwam het werk van de begeleiders van de groepsleiding dus ook in het vizier.

De vraag ten slot te was: is onze handelwijze nu veranderd in de loop van het proiect? Is er verschil tussen onze handelwijze in de eerste fasen en de laatste fasen? Ofwel: is er op de werkplek met deze werkwijze methodiek ontwikkeld?

 

[Blz. 177] 

Voor taak 1 en de slotvraag werd andermaal het logboek gebruikt. 
Voor taak 2 zouden in het logboek verhalen over de overmachtsvrije dialoog worden geschreven. 
Voor taak 1 en 3 zouden de mondelinge overdracht (op bandjes opgenomen) en verslagen van de begeleiders worden benut. 
Dit materiaal is geanalyseerd in drie (omvangrijke) notities en besproken in vier kringgesprekken.

§ 2. Het inhoudelijke resultaat

Als illustratie wordt hieronder eerst zeer summier verteld over de taken 1 en 3 en over het antwoord op de slotvraag. Daarna wordt dat gedeelte van het eindverslag van deze fase weergegeven dat over het voeren van de overmachtsvrije dialoog gaat.

a. Van gedrags- naar handelingstaal 

Taak 1 hield in: het ontwikkelen van taal om over de essentiële aspecten van het werk te kunnen spreken. Bij nader inzien was de taal er al. De verandering in taalgebruik is in het eindverslag omschreven als een afname van gedrags-beschrijvende taal en een toename van handelingstaal. 

De eerstgenoemde beschrijft vooral het uiterlijke gedrag van de jongeren in de hij/zij-vorm.

De laatstgenoemde beschrijft vooral het eigen handelen van de werker in de ik-vorm. In die taal wordt gezocht naar wat er in het innerlijk van de jongeren speelt aan motieven, belevingen, wil, belangen en gedachten en daarover wordt doorgedacht. Het eigen handelen van de werker wordt zoekend beschreven, er is ruimte voor vragen.

b. Van gedrags- naar handelingsgericht werken 

De vergelijking van een aantal typerend geachte logboekverhalen uit de tweede en uit de zesde fase leverde unaniem de conclusie op dat er inderdaad een verandering van handelwijze was opgetreden in de loop van het project. Werd aanvankelijk vooral het gedrag van de jongeren gezien, welk gedrag in een leerproces veranderd diende te worden in de richting van bepaalde leerdoelen, later werd meer gezocht naar de persoon van de jongere achter het gedrag en werden voorwaarden geschapen om de zelfontwikkeling als persoon te bevorderen. Daartoe werd een klimaat geschapen, waarin samenzijn, zorg, contact en dialoog mogelijk waren.

Het lukte ook om dat klimaat te scheppen. In termen van hoofdstuk II zouden we van een overgang van het gedragsmodel naar het handelingsmodel kunnen spreken. En dat beviel.

c. De ontwikkeling van werker en team 

Er bleken twee, beide wezenlijke, elementen nodig te zijn in de communicatie tussen groepsleiders onderling en tussen het team en de begeleiders. 

Als éérste is nodig dat je als groepsleider stoom af kunt blazen, je verhaal kwijt kunt, en van dat verhaal eerst en vooral je bevinding achteraf. Dat gebeurt vooral in de mondelinge overdracht, doch ook in het logboek. Je schrijft van je af, zo werd gezegd (hetgeen de logboekverhalen sterk kleurt naar de bevinding achteraf). 
.

Het tweede dat evenzeer nodig is, doch uitdrukkelijk op de tweede plaats, in het kritisch reflecteren over het eigen handelen. Daartoe is vooral de teambespreking geschikt. Een voorwaarde daartoe is een bepaalde opstelling van de begeleiders: ze dienen kritisch te zijn, doch in de vraagvorm en niet in de 'zo moet het'-vorm. Anders gezegd: het gesprek tussen teamleden en tussen team en begeleiders dient dialectisch te zijn (dus kritisch) maar ook dialogisch, dus vrij van overmacht. Deze

 

[Blz. 178]

dialectische, kritische en overmachtsvrije dialoog bevordert de continue ontwikkeling van de werker als persoon, en maakt het mogelijk dat hij of zij die dialoog (ook kritisch, dialectisch en overmachtsvrij, doch spontaner van vorm) aangaat met de jongeren, waardoor die zich als persoon kunnen ontwikkelen. Hetgeen de bedoeling is van het werk.

d. Het voeren van de overmachtsvrije dialoog in de dagelijkse praktijk 

(a) Begripsomschriivingen

KRACHT is alles wat je inzet om iets te bereiken: argumenten, woorden, appčl, vuistkracht.

MACHT is die kracht waarmee je de ander kunt dwingen.

OVERMACHT is dat gedeelte van je macht dat de ander niet heeft.

De drie begrippen zijn dus steeds toespitsingen van elkaar en verhouden zich aldus:

 

(b) Ons streefpunt

We streefden er naar wel onze kracht te gebruiken, eventueel onze macht, maar niet onze overmacht.

Gebruik van macht dient te stoelen op recht, dient dus gerechtvaardigd te worden. De machtsvrije dialoog leek ons in dit werk niet haalbaat; het gevaar van het verhullen van de macht die er wel is leek ons reëel aanwezig.  De overmachtsvrije dialoog leek ons wel haalbaar en nastreefbaar.

Tijdens het spreken hierover ontstond dit schema, dat ons streefpunt concreter aangeeft: het middengebied [het groene gebied].

 

Overmacht

Kracht, macht, recht

Overmacht

Jongere:

Spieren,
wegpesten

Boosheid, argumenten

 

Oudere:

 

Boosheid, argumenten

Uitplaatsen

 

Hier niet

In DIT gebied
kun je constructief
en eerlijk vechten

Hier niet

 

Blz. 179]

(c) Een voorbeeld: Prima dienst, op het eten na (Nanda) 

Een prima dienst op het eten na.

Benno hielp met koken zoals ik hem nog nooit heb zien doen. Hij voelt zich duidelijk erg fijn. 

Aan tafel ontstond er een kamp tussen Benno, Bert, Tiny en Osman. Ik had niet door dat de spanning erg hoog opliep. Tiny voelt zich gediscrimineerd en Bert net zoveel. Op een gegeven moment gingen ze zo hard schelden dat 't enige wat ik kon doen was er tussen blijven staan. 

Na een tijdje was ik zover dat ze geen woord meer tegen elkaar zeiden. Ik voelde me onmachtig. Ze waren zo ontploft, dat ze mij niet wilden horen, 't feit dat ik tussen ze in bleef staan was naar mijn idee tot zoverre een steun, dat ze niet gingen vechten. Ik hield ze gewoon allebei tegen. 

Ik heb er lang met Bert over gepraat, of hem meer al zijn frustraties laten zeggen, zijn ogen gingen steeds meer op huilen staan. Je ziet dat hij geen kant uitkan met z'n onmachtsgevoelens in zich, de enige uitweg voor hem is slaan en 'alle muggen opblazen tot olifanten.' 

Nadat hij een stuk bedaard was ging hij naar Katja. 

In de kamer was intussen al koffie en thee, en ook daar was de spanning minder. Katja steunt Tiny door allerlei dingen op de groeps-vergaderings-lijst te zetten, Tiny trekt zich daar niet zoveel van aan, ze heeft een houding van "ik heb ruzie, anderen hoeven zich daar niet druk om te maken." Ze laat mij het geheel ook niet uitleggen of relativeren. Bert heeft het voor haar voorgoed verknald.

De verdere avond was heel gezellig. Tiny keek tv, Els was op bezoek en kletste met Osman, Katja ging naar de stad. Benno, Bea en Eddy naar vrienden. Later op de avond druppelde iedereen binnen en kletste met elkaar. Wat dat betreft is zo'n explosie goed voor de groepssfeer, een ieder is erg geschrokken en let meer op z'n woorden en op de sfeer. Naast de 'ontploffing' was het verder een prima, gezellige, sfeervolle dienst."

(d) Kun ie de overmachtsvrije dialoog in de praktijk waarmaken? 

Het antwoord hierop is: JA.

Maar dat is niet het enige dat er over te zeggen valt. Dat waarmaken gaat niet zonder moeite en loopt niet vanzelf. Er komt nog wel een en ander bij kijken.

1. Overmacht speelt altijd op de achtergrond

Werkers in een tehuis kunnen sancties toepassen; bij herhaalde schending van regels, afspraken of basisvoorwaarden kunnen zij er voor zorgen dat de jongere zijn plek verliest. Dit valt duidelijk onder de omschrijving van 'overmacht' en het is niet weg te denken of weg te poetsen uit de verhouding.

Omgekeerd kunnen jongeren het de werker onmogelijk maken om te (blijven) werken. Ze kunnen iemand 'wegpesten'. Ook dit element is niet uit de verhouding weg te poetsen.

Maar:

2. Overmacht dient op de achtergrond te blijven

We verwachten van de jongeren dat zij ons niet echt wegpesten, we verwachten dat dit 'kunnen' inderdaad op de áchtergrond blijft, en niet op de voorgrond treedt.

Dit geldt ook voor ons: wij dienen de overmacht op de achtergrond te houden; daar, en nergens anders hoort het thuis.

Maar ja:

[Blz. 180]

3. Overmacht kan naar de voorgrond gelokt worden

Als een groepsleider continu tegen het gevoel, de wil of de belangen van de jongere ingaat -- in ieder geval: in de beleving van de jongere -- lokt dat verzet uit, gevecht, en dus overmacht.

Als een jongere continu grenzen van basisveiligheid overschrijdt, lokt hij de overmacht van de groepsleiding uit.

Dit gebeurt ook wel: om eens te ontdekken óf die overmacht er is, hoe die eruit ziet, en vooral: hoe de groepsleider daar tegenover staat. En precies daar ligt de mogelijkheid om een spiraal-gevecht te voorkomen.

4. Geef duidelijk aan dat je die overmacht liever niet gebruikt

Dit kan op drie manieren:

a. Door meta-communicatie, dit is: door de communicatie zoals die op dat moment loopt ter sprake te brengen. 
In de woorden van Gus: "Dan zeg ik tegen hem: 'Zo komen we er niet uit! Laat het maar even zakken'. En later pak ik het dan weer op. Ik erken zijn gevoel, zijn balen wel." 
Je stapt dan zelf bewust uit de overmachtspositie. 
Voor situaties waarin dit niet kan, zijn meer werkwijzen nodig:

b. Werk met een IK-boodschap in plaats van een JIJ-boodschap, die vaak een veroordeling inhoudt: Ik heb last van ..., baal van ..., kan niet .... 
In die boodschap gebeurt iets wezenlijks, dat ook op andere wijze overgeseind kan worden: 

c .Geef ie onmacht maar aan! 
Toen Nanda zei: "Natuurlijk kan ik jou niet naar boven krijgen, maar daar gaat het ook niet om", ging Thomas naar bed, wat hij daarvoor pertinent weigerde. 
Je doet hier iets essentieels mee: je herdefinieert de situatie; je herdefinieert je overmacht áls onmacht, omdat ie 'm niet wilt gebruiken. Vaak heb je 'm dan ook niet meer nodig.

 

5. Als je in het gebied van de overmacht zit. moet ie op terugreis gaan

Terug namelijk naar het middengebied van het schema op blz. 178, het gebied van kracht, macht en recht, waarin een eerlijk gevecht gevoerd kan worden. Anders gezegd: de overmachtsvrije dialoog is het gebied waarin je kunt werken; als je verdwaalt: zoek de weg weer terug.

Voor dat middengebied gebruiken we de term: DIALOOG, dat is: uitwisseling tussen twee PERSONEN, die elkaar ook als persoon zien en benaderen. Diverse aspecten van dat persoon-zijn zijn in de vorige fasen al uitgediept, met name de innerlijke kant ervan: beleving, wil, motieven.

Nu kwam er nog een ander aspect naar voren:

6. Doe een appčl op de VERANTWOORDELIJKHEID van de ander, 

van de jongere(n) in dit geval, en neem deze verantwoordelijkheid niet (automatisch) over.

VOORBEELD: Verantwoordelijk (Nanda) 

Aan tafel begon er weer een 'katten naar elkaar'-sfeertje. Bert was naast Thomas gaan zitten, wat voordat we gingen eten al pesterig werd, dus zei ik: "Bert, ga jij maar hier (ergens anders dus) zitten, jullie zitten elkaar zo uit te lokken." 
Maar Bert voelde daar niets voor. 
Ik zei: "Oké, maar dan wil ik niets van jullie merken in de zin van vervelende geintjes, trappen, enzovoort."

Bij hen was voor de rest van het eten een blik van mij genoeg om ze te corrigeren. 

[Blz. 181]

De grapjes over en weer werden steeds minder aardig.

Ik zit dan in een tweestrijd: óf ze flink corrigeren, wat de sfeer voor even zou onderbreken óf met een beetje 'onweer-gezicht' m'n mond houden en zo laten merken dat dit niet leuk is en ze 't zelf laten voelen en hen de verantwoordelijkheid geven. 

Ik heb voor het laatste gekozen. Ik heb ze alle verantwoording gegeven met het afruimen, zo van: Ik ga de toetjes halen, ruimen jullie af? 
Als ik terugkom hoor ik: 'Ah, Nanda, kijk wat ze doen ' 
'Jeetje Nan, moet je zien ': zaten ze met een tafellaken te klooien, trekken, etcetera. 
Maar het moment dat ik binnenkom trekken ze alles snel goed met gemompel van 'Nee, dit is niet leuk.'

Tja, ik vind dat ze maar moesten voelen hoe 'rot' de sfeer is; ik kan even blijven sturen en corrigeren, maar als ze door blijven gaan moeten ze het maar zelf weten. Ik heb af en toe wel twijfels in hoeverre ze corrigeerbaar door mij blijven als het uit de hand loopt.

Ik neem best een groot risico... Dat maakt me toch gespannen, en het idee dat zo'n sfeer de hele avond blijft voortduren maakt me sjaggerijnig van 'oh. ..zucht. ..wéér zo'n dienst. ..., Na het eten (... beschreven wordt wat ieder deed.. .). Heerlijk gezellig!

De leidster legt de verantwoordelijkheid voor de sfeer expliciet ook bij de jongeren zelf, ze benadert ze dus als verantwoordelijke personen. Het werkt goed.

Is er een grens aan deze te geven verantwoordelijkheid? 

Ja.

Uit de besproken voorbeelden bleek dat er onder de vlag van 'eigen verantwoordelijkheid' twee ladingen kunnen schuilen:

echte verantwoordelijkheid; die nemen ze dan ook op zich en stellen zich open en controleerbaar op zodat je samen kunt zien of het lukt of niet; maar ook

een dekmantel om stiekem dingen te kunnen doen; dan stellen ze zich gesloten op.

Het essentiële onderscheid zit 'm in het aan- of afwezig zijn van open contact.

Daarbij moet dan wel gezegd worden dat contact twéézijdig is, dus dat je als groepsleider ook open moet staan voor wat de jongere(n) bezighoudt. Als je als groepsleider bijvoorbeeld krampachtig ieder gebruik van hasj onaanvaardbaar verklaart omdat je het gebruik zelf verafschuwt, draag je weinig bij aan een open contact en zullen de jongeren DUS stiekem gaan roken.

Je zult er over moeten kunnen spreken zonder direct te oordelen.

7. Gebruik ie kracht maar!

In het gebied van de dialoog mag je een eerlijk gevecht leveren en daarbij je kracht inzetten: je wil, je rechten, je argumenten, je gevoel, je felheid:

VOORBEELD: Met stemverheffing (Renske) 

Met stemverheffing sloeg ik in als een bom, met name toen ik drie keer moest waarschuwen stil te zijn en naar mij te luisteren. Het hielp. Ik heb ze gewezen op het maar steeds zeggen dat de sfeer niet goed is, maar dat je daar zelf wat aan kunt doen, dat we het samen moeten maken. Zo!! Dat luchtte bij iedereen op en toen konden we lang aan tafel zitten. Het onderwerp sexualiteit met al zijn facetten kwam ter tafel. (. ..) De rest van de avond was heel rustig.

 [Blz. 182] 

Op de teambespreking is nog nagevraagd of Renske erbij heeft gezegd (in verband met het woord 'waarschuwen' namelijk): "Want anders ..." maar dat was niet het geval. Er is niet gewaarschuwd met sanctie (=overmacht), er is kracht gebruikt. Ook het appčl op de eigen verantwoordelijkheid zien we hier in werking.

En verder zien we in werking wat wel apart vermeld mag worden:

8. Laat ie kwaadheid maar blijken!

In je kwaadheid laat je je grenzen zien én je kracht. Het is taal die jongeren uitstekend verstaan en begrijpen. Let wel: kwaadheid ZONDER met overmacht te zwaaien, dus zonder sancties en dergelijke, ook zonder lichamelijk overwicht te gebruiken, gewoon: kwaadheid, punt.

(e) De kernbegrippen met elkaar in verband gebracht = theorie

Deze theorie is voorgelegd aan de kring en is herkend als eigen theorie die, in ieder geval op deze werkplek, bruikbaar is. Immers: deze theorie is vanuit de praktijkverhalen ontwikkeld -- wat niet wil zeggen dat er in de literatuur niets over te vinden is, integendeel zelfs, want wij zijn ook weer niet de eersten ter wereld die deze ervaringen hebben en verwoorden. Wél mag gezegd worden dat er, naast deze, vele ándere theorieën zijn die op wezenlijke punten verschillen of zelf strijdig zijn met wat hier staat (bijvoorbeeld psychologische theorieën ŕ la gedragstherapie).

De ontwikkelde theorie is de volgende:

We zien mensen als wezens die als PERSOON kunnen leven. Dat wil zeggen, die niet alleen gedrag vertonen, maar die handelwijzen kiezen vanuit hun innerlijk (wil, gevoel, verstand) én die daarvoor verantwoordelijk willen zijn. Zó, als persoon, willen we de jongeren zien. 

Lukt dat nog niet helemaal? Dan appelleren we toch op hun persoon-zijn, om juist dat te ontwikkelen.

Voorwaarden daartoe scheppen we, en de belangrijkste voorwaarde is dat wij onszelf ook als persoon opstellen. Dit houdt overigens ook in: als een wezen met grenzen, dat niet alles kan en wil.

Gaandeweg ontwikkelt zich dan een manier van omgang die we met het woord DIALOOG aanduiden: dat is een uitwisseling van persoon tot persoon (dus inclusief innerlijk en verantwoordelijkheid) die optimaal vrij is van macht, doch zeker vrij is van overmacht.

Daar waar die overmacht (geďnduceerd door de maatschappelijke verhoudingen) er toch is of wordt uitgelokt, erkennen wij het bestaan daarvan wel, we verhullen dit niet, maar we verhullen evenmin dat we juist uit dat gebied van de overmacht terug willen naar het gebied van de dialoog. 

Slechts in dialoog kunnen (jonge) mensen hun persoon-zijn ontwikkelen, die dialoog willen wij met hen aangaan. Als we uit de dialoog gelokt worden zullen we zelfs met kracht terugvechten naar het gebied waar we hen als persoon willen ontmoeten: de dialoog.

Vanuit die opstellen streven we naar een bepaalde wijze van omgang met elkaar: in eerste instantie: naar CONTACT, dat wil zeggen: communicatie waarbij boodschappen uit het innerlijk over en weer worden overgeseind en ontvangen én begrepen (of gepoogd wordt deze te begrijpen).

(f) Werken met deze theorie of methodiek

Hier wordt deze methodiek werkbaar geacht. Maar elders? Als je denkt aan sterk verharde en gecriminaliseerde jongeren, aan verslaafden? Lopen die niet over je heen? Maken die niet zwakkeren het leven zuur? Treden die nog in dialoog?

Bij hen heb je, concludeerden wij, méér kracht nodig, énige macht en soms ook overmacht. Anders bereik je hen niet.  

[Blz. 183] 

Maar: dat wil alleen zeggen dat je bepaalde werkwijzen en andere elementen uit het gedragsmodel nodig hebt, niet dat je uitsluitend vanuit het gedragsmodel werkt. Contact is en blijft het doel.

Je gebruikt dan soms (over)macht óm tot contact te komen. Je gebruikt elementen uit het gedragsmodel zónder het gehele model over te nemen.

Je ziet deze handelwijze bijvoorbeeld bij oudere bewaarders en ervaren werkers in de psychiatrie: warme, zorgzame en contactrijke mensen die slechts zo nodig hun overmacht gebruiken. Als er paniek is, worden juist zij er bij gehaald: forse overmacht faalt dan, hun contact met de gedetineerden brengt weer rust.

In ieder geval gaat het niet op om, omdat je op sommige plekken van residentiële hulp soms elementen uit het gedragsmodel nodig hebt om contact te leggen, het gedragsmodel tot hét werkmodel voor dé residentiële hulpverlening te verklaren.

§ 3. Overzicht en conclusies

Steeds meer vinden de deelnemers in de beide regio's elk hun eigen route in het project. Van de mogelijkheid om door te gaan met methodiekontwikkeling is in Amsterdam geen gebruik gemaakt, in Amersfoort wel. Daar was het mogelijk om de in de vorige fasen ontwikkelde methodiek nog eens in de praktijk te beproeven én theoretisch verder uit te bouwen. 

Dit resulteerde in een als eigen herkende methodiek met in de praktijk waargemaakte aanwijzingen voor het handelen en een theoretische onderbouwing. Inhoudelijk ligt die methodiek in het spoor van de handelingsvisie zoals die in hoofdstuk II is vermeld. 

Dus, zo dient te worden opgemerkt, in het spoor van de visie van de projectleiders. Dit gebeurde juist in het team dat aanvankelijk -- zie blz. 105 -- het minst hiermee spoorde. Blijkbaar heeft de ruim 18 maanden durende kritische dialectische dialoog geleid tot een verandering van methodiek op essentiële punten, en wel zodanig dat alle betrokkenen zich in die verandering konden vinden.

Deze verandering heeft zich voltrokken in dit project, dus mogelijk mede door de werkwijze in dit project; concreet in negen notities en drie tussen- c.q. eindverslagen, die in veertien kringzittingen zijn besproken, alsmede in twee brainstormings-discussies.

Met deze werkwijze bleek het mogelijk om een fundamentele verbetering in het methodisch handelen teweeg te brengen.

Vorige Start Omhoog Volgende