First do no HarmLiving group climate in secure juvelile correctional institutionsG.H.P van der Helm - Proefschrift, 5 juli 2011, VU Amsterdam Nederlandse samenvatting
In Nederland worden er naar schatting ieder jaar circa vijfduizend adolescenten van 12-18 jaar opgesloten in Justitiële Jeugdinrichtingen. Uit resultaten van een recente overzichtsstudie Marshall & Burton (2010) blijkt echter dat er weinig bekend is over deze vorm van opvang en behandeling. Zij concluderen dan ook dat er dringend onderzoek nodig is naar de effectiviteit van groepsgewijze behandeling van jongeren. De eerste studie van dit proefschrift had tot doel te onderzoeken wat de belangrijkste eigenschappen van het leefmilieu waren en op welke wijze het klimaat op de groep gemeten kon worden. Er is al langer onderzoek gedaan, vooral naar tevredenheid in gevangenissen in de VS en Engeland en bijvoorbeeld TBS-klinieken in Nederland, en alhoewel in deze lijsten het klimaat een rol speelt was niet duidelijk in hoeverre deze constructen ook zouden gelden voor de specifieke situatie van leefgroepen voor adolescenten. Aan de hand van bovenstaande lijsten (van der Helm, Stams & van der Laan, 2011, in press) zijn de belangrijkste klimaatcategorieën gedefinieerd en is een omvangrijke lijst met items samengesteld en afgenomen in een TBS kliniek en in een Justitiële Jeugdinrichting. Vervolgens is met behulp van een confirmatieve factoranalyse getoetst welke factoren als belangrijkste eruit kwamen. In volgorde van belangrijkheid waren dat:
In de tweede crossectionele studie onder 49 opgesloten jongeren is gekeken naar behandelmotivatie en Locus of Control (de mate waarin mensen de gevolgen van hun daden aan zichzelf of aan anderen toeschrijven, Van der Helm, Klapwijk, Stams & van der Laan, 2009). Uit dit onderzoek is gebleken dat een open leefmilieu in belangrijke mate geassocieerd was met een grotere behandelmotivatie en externe locus of control. Deze uitkomsten kunnen worden gezien als een aanwijzing dat er ‘iets’ kan werken in een gesloten leefmilieu en dat een open leefklimaat daarbij een belangrijke rol speelt. In de volgende crossectionele studie onder 59 opgesloten jongeren (van der Helm, Beunk, Stams en van der Laan, submitted) is gekeken naar de manier waarop jongeren met hun vrijheidsberoving omgaan (coping). Daarbij is gekeken naar de samenhang tussen coping en de kwaliteit van het leefklimaat, behandelmotivatie en de duur van opsluiting. Uit deze studie kwam naar voren dat een open leefklimaat een belangrijke samenhang had met een meer actieve manier van coping en grotere behandelmotivatie. Een langere behandelduur was geassocieerd met een meer open leefklimaat. Een repressief leefklimaat was gerelateerd aan meer passieve manieren van coping, zoals vermijding en passief gedrag. Uit onderzoek van ondermeer Jolliffe en Farrington (2004) is gebleken dat gebrek aan empathie een belangrijke voorspeller kan zijn voor recidive. Ook verschillende studies op het gebied van de neurobiologie (zie voor een overzicht: de Kogel, 2008) laten zien dat empathie een belangrijke rol speelt in het sociale verkeer. De volgende studie onder 59 opgesloten jongeren keek naar de relatie tussen de kwaliteit van het leefklimaat en empathie (van der Helm, Stams, van der Stel, van Langen & van der Laan, submitted), waarbij een onderscheid werd gemaakt tussen
Dat er geen relatie gevonden werd met affectieve empathie kan waarschijnlijk worden verklaard uit recente onderzoeksresultaten die aangeven dat veel jongeren zich depressief voelen tijdens opsluiting, en de noodzaak om zich op een leefgroep niet al te kwetsbaar op te stellen naar deviante leeftijdsgenoten (‘stiff upperlip’ fenomeen).
Vanwege het feit dat agressie op de leefgroep het klimaat en de ontwikkeling van de jongeren negatief kan beïnvloeden is in de vijfde studie gekeken naar de invloed van het leefklimaat op de persoonlijkheid van de jongeren en op zelf gerapporteerde agressie (van
der Helm, van Genabeek, Stams & van der Laan, submitted). De tweede t/m vijfde studie suggereren dat een open eefklimaat een positieve invloed kan hebben op de ontwikkeling van jongeren. Jongeren gaven aan dat individuele pedagogisch medewerkers een grote invloed hebbern op het klimaat (van der Helm, Klapwijk, Stams en van der Laan, 2009). De zesde crossectionele studie keek daarom naar meningen en opvattingen van 59 pedagogisch medewerkers op de groep, alsmede organisatiecultuur, leiderschap en arbeidsmotivatie. Professioneel handelen op de groep veronderstelt het hebben van een hoge arbeidsmotivatie (in weerwil van agressie op de groep) en het kunnen bewaren van een evenwicht tussen controle en flexibiliteit. Controle (en het handhaven van regels) is nodig om structuur en veiligheid te garanderen, maar flexibiliteit is nodig om een therapeutisch klimaat te kunnen creëren. Uit dit onderzoek onder pedagogisch medewerkers op leefgroepen in FC Teylingereind (Van der Helm, Boekee, Stams & van der Laan, 2010), bleek dat veel pedagogisch medewerkers (pm’ers) zelf niet overtuigd zijn van de invloed die zij kunnen hebben op jongeren (‘niets werkt’ cognities). Het gebrek aan zichtbare resultaten, het vaak teleurgesteld worden in jongeren, de incidenten en het feit dat steeds opnieuw jongeren terugkomen naar de instelling vanwege recidive, kunnen hier debet aan zijn.Tevens bleek dat pedagogisch medewerkers vaak bang waren voor agressie op de groep. Deze angst had een samenhang met strakker optreden naar jongeren en tevens met het gevoel de zaak onder niet controle te hebben. Inspirerend leiderschap van de kant van de teamleider had echter een relatie met minder angst en meer flexibiliteit en het gevoel controle te hebben.
DiscussieOm belangrijke doelstellingen als opvoeding, behandeling en rehabilitatie te realiseren is het van groot belang dat er een ‘open’ sociaal therapeutisch behandelklimaat wordt gecreëerd. Omdat pedagogisch medewerkers (of groepsleiders) een groot deel van de tijd samen met de jongeren op de groep doorbrengen is het realiseren van dit klimaat als eerste de verantwoordelijkheid van deze pedagogisch medwerkers. Pedagogisch medewerkers hebben het in de regel niet makkelijk. Als gevolg van het verleden en de problematiek van de jongeren en omdat ze er tegen hun wil zitten, is er vaak agressie op de groep. Controletaken en opvoeding gaan vaak lastig samen. Als gevolg van agressie en recidive heerst er bovendien onder sommige pedagogisch medewerkers het idee dat ‘niks werkt’. Een dergelijke houding kan een ‘self fulfilling prophecy’ worden en resulteren in een negatieve spiraal van agressie en repressie op de groep (Hanrath, 2009). Teneinde deze beroepsgroep te kunnen ondersteunen en de uitkomsten voor de jongeren te verbeteren in dit werk is het belangrijk meer te weten van de werking van het klimaat op de groep en van de mogelijkheden om dit te verbeteren. De zes in deze samenvatting beschreven studies geven een aanwijzing dat er waarschijnlijk wel degelijk ‘iets’ kan werken in de gesloten jeugdzorg. Een opvallende uitkomst hierbij is dat de resultaten aangeven dat de invloed van repressie minder groot is dan van een open leefklimaat, met name ‘support’ en ‘groei’. Dit kan mogelijk verklaard worden doordat repressie bij deze doelgroep misschien een voortzetting is van eerdere negatieve levenservaringen. De voorwaarden waaronder dat ‘iets’ zou kunnen werken lijken echter niet gemakkelijk: namelijk het scheppen van een open leefklimaat op de groep in weerwil van veel problemen bij jongeren, negatief gedrag en gebrek aan behandelmotivatie. Een dergelijk open leefklimaat zal moeten bestaan uit voldoende ondersteuning van de pedagogisch medewerkers, voldoende groeimogelijkheden bij jongeren, zo min mogelijk repressie en een goede onderlinge atmosfeer. De kwaliteit van het leefklimaat zou op reguliere basis moeten worden gemeten om een negatieve spiraal te voorkomen. Het nieuwe meetinstrument (PGCI) lijkt door zijn betrouwbaarheid en validiteit en relatief gering aantal items hiervoor een goed instrument.
Het valt te verwachten dat een positief leefklimaat tevens de uitkomsten van specifieke behandelmethoden kunnen verbeteren. Maar het professioneel handelen van pedagogisch medewerkers staat niet los van het professionele handelen van hun collega’s op de groep (van der Helm, Boekee, Stams & van der Laan, 2011, in press) en van de teamleider. Ook visie en de inzet van de instelling om de juiste medewerkers aan te nemen, medewerkers adequaat op te leiden en te ondersteunen in wat misschien wel een van de moeilijkste beroepen ter wereld is zijn onontbeerlijk voor het pedagogisch handelen op de groep.
De tweede leefklimaatfactor (‘groei’) laat zien dat in de gesloten jeugdzorg werken aan een beter toekomstperspectief voor jongeren eveneens belangrijk is. Een toekomstperspectief is vaak gekoppeld aan hoop op een beter leven. Een adequate behandelmotivatie, externe locus of control, actieve coping, het ontwikkelen van belangrijke sociale vaardigheden en beheersen van agressieve impulsen, al het geleerde is alleen van waarde als aansluitend een perspectief kan worden gerealiseerd op succesvolle aansluiting met de samenleving.
Een belangrijk onderdeel van de 2400 jaar oude eed van Hippocrates voor artsen en hulpverleners (‘primum non nocere’) luidt: ‘Ik zal naar mijn beste oordeel en vermogen (...) nooit iemand kwaad doen’. Literatuur
Hieronder is alleen het deel van de literatuurlijst vermeld dat in de NL samenvatting hierboven is vermeld. De Kogel, C. H. (2008). De hersenen in beeld, neurobiologisch onderzoek en vraagstukken op het gebied van verklaring, reductie en preventie van criminaliteit (‘Brains in the picture, neurobiological research explaining, preventing and reducing crime’ Du). Meppel: Boom Hanrath, J. (2009). Opvoeden in een gesloten jeugdinrichting: een contradictio in terminis? (Education in youth prison: a contradiction in terms?). Proces, 88 (3), p. 182-189. Jolliffe, D., & Farrington, D. P. (2004). Empathy and offending: A systematic review and meta-analysis, Aggression and Violent Behavior, 9, 441–476. Marshall, W.L., Burton, D.L. (2010). The importance of group processes in offender treatment. Aggression and Violent Behavior, 15, 141-149.
Van der Helm, Boekee, Stams & van der Laan, 2010/2011 Van der Helm, P., Klapwijk, M., Stams, G.J.J.M., & Van der Laan, P.H. (2009). ‘What Works’ for juvenile prisoners: The role of group climate in a youth prison. Journal of Children’s Services, 4, 36-48.
Van der Helm, van Nieuwenhuizen & Wegter, 'bang en boos'', 2010 Van der Helm, G.H.P., Stams, G.J.J.M., & Van der Laan, P.H. (2010). Measuring Group Climate in a Forensic setting. Manuscript accepted for publication. Van der Helm, G.H.P, Stams, G.J.J.M., van Genabeek, M., & van der Laan, P.H., in press. Group Climate, Personality and Self-reported Aggression in Incarcerated Male Youth. Omhoog: Leestafel Vak
|