14 december 1999 Een historische droom, waarna er iets definitief veranderd isMijn moeder ging haar verjaardag vieren. Daartoe waren alle kinderen uitgenodigd per brief, waarin de route stond naar wat dan een restaurant zou zijn. Het was echter geen restaurant, maar een groot verlaten huis. Warempel, het was mijn voormalige kinderhuis, waaruit we net verhuisd waren. Er stond nog wat meubilair en er was ook eten klaargezet op tafels, maar een restaurant was het toch niet. Eerder een spookachtig huis. Mijn moeder zag er ineens ook ouder uit. Ze keek grimmig en was in het zwart gekleed. Ze leek wel een heks nu. Intussen waren er diverse broers en zussen aangekomen; nog zeker niet alle. Een van hen keek in een kast die er nog stond en warempel, daar zaten nog konijnen. De konijnen hadden honger. Ze sprongen er uit en kregen brood en sla van mijn familieleden. Terwijl de konijnen begonnen te knabbelen, kreeg ik een hoop verwijten naar mij toe: hoe dat dan wel kon, dat aan die konijnen helemaal niet gedacht was met de verhuizing? Moesten die dan maar verkommeren? Net was de vrede weer een beetje getekend, of hetzelfde herhaalde zich, maar nu heviger. Weer werd een kast geopend en tot mijn grote schrik zat deze werkelijk letterlijk volgepropt met konijnen, waaronder veel jonkies. De konijnen sprongen er en masse uit en verspreidden zich in niet meer te vangen hoeveelheid. Er sprongen zelfs jonkies in mijn mouw, waarin ze zich vast wrikten zodat konijn noch mouw noch arm meer in beweging te krijgen was en ze wel moesten stikken. De aandacht ging terug naar mijn moeder. Zij was ontstemd doordat de aandacht naar al die onverwachte konijnen ging. Zij begon op bitse toon te ondervragen, waarom die en die er wel niet waren? Wel, zeiden wij, die staan misschien voor uw huis. Heeft u wel een briefje op de deur gehangen? Of ze zijn wat verlaat of ze kunnen het niet vinden, of ze herkennen het niet als restaurant. Mijn moeder antwoordde bits iets van: Eén uitnodiging van mij moet genoeg en duidelijk zijn. Als ik zeg dat het hier is, dan is het hier en ze hebben ook op tijd te zijn. Uiteindelijk was iedereen weg (of beneden) en was ik alleen met mijn moeder op de zolder. Zij zat daar aan een tafeltje met een naaimachine te naaien, terwijl ik de vloer veegde. Daar bewoog iets over de vloer: was het een grote doek, blauw-rood van kleur? Of een kleine, lage of gebukte menselijke gestalte? "Ma, wat is dit?" "Oh, een spook. Anna, ga ergens anders dweilen!" en het spook kwam in beweging. Ik bekeek het nader, maar het spook en ik bewogen in tegengestelde richting en botsten op elkaar. Ik dacht even: het zal wel door me heen gaan en koud aanvoelen, maar tot mijn grote schrik voelde het warm aan als een levend mens. Zo schrok ik hevig... en wakker. |