Start Omhoog Volgende

[Naar de literatuurlijst]        [Lijst van vreemde woorden] 

Inleiding 

[Blz. 39]

Dit hoofdstuk gaat over het doen van wetenschappelijk onderzoek.
Lezers die hierin niet geschoold en geïnteresseerd zijn kunnen volstaan met het lezen van de
'Samenvatting II' die het hoofdstuk besluit.

Dit hoofdstuk behandelt het methodologisch kader met behulp waarvan dit onderzoek is opgezet en uitgevoerd. Dat kader is het handelingsonderzoek, een betrekkelijk recent type onderzoek waarvoor nog geen algemeen aanvaarde methodologie bestaat. Wel biedt de literatuur aanzetten tot een eigen methodologie. In dit hoofdstuk worden de in de literatuur (tot 1986) aangetroffen methodologische ideeën systematisch bijeengezet. 

Handelingsonderzoek verschilt in een aantal opzichten van het gangbare type onderzoek dat meestal ' empirisch-analytisch ' wordt genoemd. Het verschil is echter niet dat handelingsonderzoek niet empirisch zou zijn en geen analyse zou kennen. Ook handelingsonderzoek werkt met empirie ofwel met ervaringsgegevens. Het begrip 'ervaring' (empirie) wordt echter breder opgevat dan in het positivisme, dat 'empirie' reduceert tot de objectief waarneembare feiten. [*1]

"Het empirisch gehalte van handelingsonderzoek ligt niet hierin dat het de sociale realiteit weergeeft, maar dat het de door de betrokkenen beleefde sociale wereld begrijpelijk maakt." [*2]

[*1] Heize e.a. 1975 p 101 e.v.; Dessaur 1982 p 35,36,148 e.v.; v Steenbergen 1977 p 180; Rispens & Bosman 1985 p 115; IJzendoom 1984 p 76.  

[*2] Haeberlin 1975 p 668; vgl Miedema 1983 p 270 waar over Klafki geschreven wordt.

Handelingsonderzoek werkt ook met analyse van ervaringsgegevens, echter niet, zoals in positivistisch onderzoek, met de kleinst mogelijke elementen, maar met de meest zinvol geachte (dus per vraagstelling verschillende) eenheden, die meestal groter en complexer zijn. [*3]

[*3] vd Veer 1984 p 171.  

Handelingsonderzoek is dus ook ' empirisch ' en 'analytisch' te noemen in de zojuist genoemde betekenis. De termen 'empirisch' en 'analytisch' zijn niet echt kenmerkend voor het methodologisch kader dat daarmee in de regel wordt aangeduid, en zijn dus als naam voor dat kader niet geheel correct. Het onderscheid kan beter worden aangegeven in termen van de onderliggende visie. Het meer gangbare type onderzoek wil ik hier dan ook aanduiden met de termen 'positivistisch onderzoek' (vanwege de wetenschapsvisie) of 'gedragsonderzoek' (vanwege de mensvisie). [*4]

 [*4] Ook Bleeker & Mulderij gebruiken de term 'gedragsonderzoek' (1984 p 141).

In de eerste paragraaf wordt de geschiedenis van het handelingsonderzoek geschetst. Ook wordt de terminologie en de plaats van dit type onderzoek in de methodologie aangegeven. 

De tweede paragraaf behandelt de wetenschapstheoretische achtergrond, het paradigma dat handelingsonderzoek fundeert.

De derde paragraaf bespreekt de methoden.

De vierde paragraaf geeft de kwaliteitscriteria waaraan handelingsonderzoek, dus ook dit onderzoek, dient te voldoen. 

Een samenvatting en uitleiding verbindt ten slotte hetgeen is gezegd over handelingsonderzoek met hetgeen in het vorige hoofdstuk is geschreven over de kritische orthopedagogiek als handelingswetenschap.

 

Er is met redenen gekozen om dit nieuwe type onderzoek te beproeven en zo mogelijk verder te ontwikkelen. Die redenen zijn in aanzet al vervat in de vorige hoofdstukken. 

Vooreerst vormt de vraagstelling een reden. Er is vraag naar het ontwikkelen van methodische ideeën voor het (beter) handelen van praktijkwerkers. Er is dus vraag naar "kennis, waardoor het mogelijk wordt een stand van zaken te veranderen door middel van of ten behoeve van het verbeteren van. handelen" zoals Nijk het zegt (1978 p 11). De vraag naar dit type kennis rechtvaardigt, aldus Nijk, het zoeken naar "een zelfstandige specifieke differentiatie van het genus wetenschap", die een eigen methodologie opbouwt welke afwijkt van de gebruikelijke natuurwetenschappelijke en positivistische methodologie (Nijk 1978 p 32 en 94).

In het tweede hoofdstuk is het begrip 'handelen' besproken als typisch menselijke mogelijkheid waarom het ons in deze vraagstelling te doen is. "Veel gedrag," zegt Van Acker (1981 p 5), "misschien wel het meest typisch menselijke, houden we om louter methodologische redenen buiten ons onderzoek."


[Blz. 40] 

Dan is, zeg ik, die methodologie niet geschikt voor vraagstellingen als deze en moeten we niet de vraagstelling, maar de methodologie veranderen.

"Als een bepaald probleem niet meer binnen de gangbare wetenschap kan worden opgelost, maar ook niet meer kan worden genegeerd (...), dan is een nieuwe wetenschapsopvatting nodig," aldus Kuhn. [*5]

[*5] Geciteerd door Van Gennep 1980 p63.

Er is inmiddels niet meer een methode van onderzoek die het alleenrecht op erkenning heeft, maar een methodenpluralisme waarin methoden en visies gekozen kunnen worden op hun vruchtbaarheid, hun object- en contextadequaatheid. Voor het werkgebied van de orthopedagogiek zou handelingsonderzoek adequaat kunnen zijn. [*6]

[*6] Van Gennep 1980 p 63 en 1982 p 441; De Wit 1980 p 290; Imelman 1980; Imelman e.a. 1981; Rink & Rijkeboer 1983; Imelman & Meijer 1985 p 20.

Rispens en Bosman spreken van een kloof tussen theorie en praktijk die zij mede wijten aan de beperkingen van het positivistische onderzoek en die zij willen overbruggen door

"een echte duidelijke onderzoekspraxis, gebaseerd op een duidelijke methodologie die in staat is deze discrepantie te overwinnen" (1985 p 117 en 114).

Die methodologie is er nog niet, zeggen zij. Laten we 'm ontwikkelen, zeg ik dan. Laten we maar proberen of handelingsonderzoek geschikt is voor praktisch (ortho)pedagogische vraagstellingen en of het waar is wat Moser (1977a p 20) zegt:

"Als je iets wilt onderzoeken (atomen of meelwormen) moet je je methode instellen op het onderzochte. Voor sociale verschijnselen (...) gebeurt dat door handelingsonderzoek adequater dan door het traditionele empirische onderzoek." 

[Naar de literatuurlijst]        [Lijst van vreemde woorden]

Start Omhoog Volgende