Start Schrijftafel Brug Leestafel Brug

Zorg voor de medemens

Frans Gieles, 2012 (versie 2013)

"Waar zorg en liefde is, daar is God." [*]

Hadith en evangelie

Een hadith (meervoud ahadith) is een uitspraak of beschreven daad van de profeet Mohammed, vrede zij hem. Een daarvan komt opmerkelijk overeen met het evangelie. Zo ook een tekst van Mani. Ook het Egyptische Dodenboek bevat een dergelijke tekst. 

Mohammed heeft volgens zijn biografieën onderricht gehad van een Syrische monnik, zodat hij met deze passage uit het evangelie bekend geweest moet zijn. 

De passage spreekt voor zich. Wel valt op dat het evangelie het zelfde beginsel bespreekt in positieve en negatieve zin: 'U gaf mij te eten' ... 'U gaf mij niet te eten ...', terwijl de hadithi alleen zegt 'U gaf mij niet te eten' (dus gaat u maar naar de hel). 

Dit laatste hoeven we niet letterlijk op te vatten. Het oosterse spraakgebruik maakt vaak het spreekwoord waar 'Overdrijven maakt de zaak duidelijk'. Het is gewoon een manier om te zeggen: 'Let hier goed op!' Hoe vaak horen we niet bij demonstraties "Dood aan ... (Israel, Amerika, ...)". We mogen daar ook bij bedenken hoe vaak in onze huidige Nederlandse cultuur met de dood gedreigd wordt, zonder dat dit nu direct letterlijk zo is bedoeld. 

Opgemerkt mag nog worden dat Mohammed, vzh, vaak ook de dieren noemt in soortgelijke uitspraken. Wie een dier niet te drinken geeft, hup, naar de hel! Wie een dier opvangt en verzorgt: kom maar naar het paradijs! Het evangelie noemt alleen de mens, niet het dier. 

Van Mani (216-276) is het boek Shâbuhragân behouden gebleven, een boek dat hij schreef voor de Perzische keizer Shâpûr I. In dit boek staat een uitspraak van Jezus (Khradêshahr) tegen degenen die hun medemensen geholpen hadden. 

Roland van Vliet; Manicheïsme aan de zijderoute; Het christelijk manicheïsme als synthese van Oost en West; Bres 273, mei 2012, blz 56 ev. 

Nu de vier teksten, die elk voor zich mogen spreken
 

Hadith

Hadith Qudsi (Heilige - dus betrouwbare - overlevering), Muslim.

Abu Hurairah vertelt dat de Boodschapper van Allah zei: 

"Allah, de Almachtige en Verhevene, zal op de Dag van de Opstanding zeggen: 

'Zoon van Adam, ik was ziek en jij hebt mij niet bezocht.' 

De man zal zeggen: 'Heer, hoe kon ik u bezoeken? U bent de Heer der werelden! 

Allah zal zeggen: 'Wist jij niet dat mijn dienaar die-en-die ziek was en dat jij hem niet bezocht hebt?'

'Heb je niet beseft dat, als jij hem bezocht had, je Mij bij hem gevonden zou hebben?' 

'Zoon van Adam, Ik heb jou om eten gevraagd en je hebt mij niet te eten gegeven.' 

De man zal zeggen: 'Heer, hoe kon ik u te eten geven? U bent de Heer der werelden!' 

Allah zal zeggen: 'Wist jij niet dat mijn dienaar die-en-die jou om eten verzocht en dat je hem niet te eten hebt gegeven?

 Heb je niet beseft dat, als je hem te eten had gegeven, jij het [= je beloning] bij Mij gevonden zou hebben?'

'Zoon van Adam, Ik vroeg jou om drinken en je hebt me niet te drinken gegeven.'Hoe kon ik U te drinken geven? U bent de Heer der werelden!'

Allah zal zeggen: 'Mijn dienaar die-en-die vroeg jou te drinken n je hebt hem niet te drinken gegeven.

 Heb je niet beseft dat je, als je hem te drinken had gegeven, jij het [= je beloning] bij Mij gevonden zou hebben?' 

Evangelie - Matheus, 25

31 ‘Wanneer de Mensenzoon in al zijn majesteit verschijnt, met al zijn engelen, neemt hij plaats op zijn koningstroon. 

32 Alle volken zullen vóór hem verzameld worden, en hij zal ze in twee groepen scheiden zoals een herder de schapen scheidt van de bokken.

33 De schapen stelt hij op aan zijn rechterkant, de bokken aan zijn linkerkant.

34 Dan zal de Koning zeggen tegen wie rechts van hem staan: Mijn Vader heeft u gezegend. Kom en neem het koninkrijk in ontvangst dat voor u bestemd is vanaf de schepping van de wereld.

35 Want ik had honger en u gaf mij te eten, ik had dorst en u gaf mij te drinken, ik was een vreemdeling en u verleende mij onderdak,

36 ik was naakt en u gaf mij kleding, ik was ziek en u verzorgde mij, ik zat gevangen en u kwam mij bezoeken.

37 En de rechtvaardigen zullen hem vragen: Heer, wij hebben u nooit hongerig of dorstig gezien; hoe hebben we u dan te eten en te drinken kunnen geven?

38 We hebben nooit gezien dat u vreemdeling was of dat u naakt was; hoe hebben we u dan onderdak kunnen verlenen en kleding kunnen geven?

39 We hebben nooit gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat; hoe hebben we u dan kunnen bezoeken?

40 Dan zal de Koning antwoorden: Ik verzeker u: al wat u gedaan hebt voor een van mijn broeders hier, hoe onbelangrijk hij ook was, dat hebt u voor mij gedaan!

41 Daarna zal hij zich richten tot wie links van hem staan: Ga weg van mij, vervloekten, naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen!

42 Want ik had honger en u gaf mij niet te eten, ik had dorst en u gaf mij niet te drinken,

43 ik was een vreemdeling en u verleende mij geen onderdak, ik was naakt en u gaf mij geen kleding, ik was ziek en ik zat in de gevangenis en u verzorgde mij niet.

44 Dan zullen ook zij hem vragen: Heer, we hebben nooit gezien dat u honger of dorst had, dat u een vreemdeling was of dat u naakt was, dat u ziek was of in de gevangenis zat, hoe hadden we u dan kunnen verzorgen?

45 En hij zal antwoorden: Ik verzeker u: toen u niets deed voor een van deze mensen, ook al was hij onbelangrijk, toen deed u niets voor mij!

46 Zij zullen eeuwig gestraft worden, maar de rechtvaardigen zullen eeuwig leven.’

Egyptische dodenboek

De ziel spreekt hier tot de rechtbank waar hij na de dood voor verschijnt: 

Ik heb God tevredengesteld met waar Hij van houdt: ik heb

brood gegeven aan de hongerige,

water aan de dorstige,

kleren aan degene die naakt was,

een boot aan degene die er geen had. [**]

Mani

"Vrede zij met u. 

Toen ik hongerig en dorstig was, gaf u mij alle soorten voeding;
toen ik naakt was, gaf u mij kleding; 
toen ik ziek was, genas u mij; 
toen ik gebonden was, bevrijdde u mij; 
toen ik een gevangene was, liet u mij vrij; 
toen ik een banneling en een zwerver was, nam u mij in uw huis op. 

Wat gij een van de minste broeders hebt gedaan, dat hebt gij mij gedaan. En ik geef u het Paradijs als loon."

[** Wat gebreurt er na de dood? - 3 - ]

[*] 
"Ubi caritas et amor, Deus ibi est.", 
alias:
 Where care and love exist, there is God.
Donde hay cuidado y amor, está Dios. 
Tam gdzie milość jest i dobroć, tam jest Bóg. 
 'Oπου υπάρχει φροντíδα και αγάπη, υπάρχει Θεός.
Opou uparchi frontida kai agapi, uparchi Theos. 
 Tanrι her yerde vardιr, Tanrιnιn olduğu yerde dostluk ve sevgi vardιr. 
 Ha'ythu hubb wa sadaqah, hunaaka Allah'u.
Harjaay delbastakah wa doestha, anjaa Choda.

Start Schrijftafel Brug Leestafel Brug