De pedofiel als
zondebok
Door Frank van
Ree
In HN, Voorlopig,
55-8, 27 februari 1999 pag 1-10
In korte tijd werd een groep
mensen die jarenlang was doodgezwegen, razendsnel gestigmatiseerd en opnieuw in
de hoek gezet. Frank van Ree [...] over de vraag hoe de samenleving met
pedofielen zou kunnen omgaan.
Nauwelijks te beheersen en te
temperen waren de aversie en agressie tegen de pedofiele medemens toen de
afgelopen jaren het ‘gesprek’ over pedofilie opnieuw op gang wed gebracht.
De ‘zaak Van Drimmelen’ was dan misschien ook niet de meeste handige manier
om het gesprek over deze materie in te luiden, maar de discussie die daarop
losbarstte was evenmin van veel nuance doortrokken. In korte tijd werd de trend
die in België al was ingezet, in Nederland doorgetrokken en werd een groep
mensen die jarenlang was doodgezwegen, razendsnel gestigmatiseerd en opnieuw in
de hoek gezet. Een discussie of gesprek is er nauwelijks geweest want dat blijkt
over sommige thema’s onmogelijk of ongewenst. Pedofielen zijn mannen kinderen
misbruiken. Dat lijkt de gevestigde definitie van pedofilie. Pedofilie zit
daarmee meteen in de verdachte en criminele sfeer. Terwijl het een geaardheid is
waar ook heel andere dingen over te zeggen zijn.
De belangrijkste steun die aan
een pedofiel kan worden geboden, is medemenselijkheid. En dat is niet hetzelfde
als het goedkeuren van grensoverschrijdend gedrag. Frank van Ree pleit voor een
zorgvuldige en genuanceerde omgang met de begrippen pedofilie en
pedoseksualiteit. Om een heksenjacht te voorkomen. Ter illustratie schetst Van
Ree drie situaties uit zijn eigen praktijk als psychiater.
1. Een oudere vriend
Een jongen, de jongste van drie
kinderen groeide op in een harmonisch ‘upper-class’ gezin. Er waren geen
psychiatrische problemen in de familie bekend en voor zover na te gaan waren
allen heteroseksueel en op volwassenen ingesteld. De beide andere kinderen
huwden later en kregen zelf kinderen. Al als klein kind was hij niet
geďnteresseerd in meisjes, terwijl hij door zijn vriendelijke aard en knappe
uiterlijk, juist vaak hun aandacht op zich gericht wist. In de fase van het
vadertje en moedertje spelen, ervoer hij duidelijke genitale prikkeling,
uitsluitend in contact met jongens van zijn eigen leeftijd. Die homofiele
oriëntatie, waarover hij in de dertiger jaren ook thuis niet durfde reppen,
zou zijn verdere leven lang blijven bestaan.
Zonder dat hij zich daar aanvankelijk goed van bewust was bemerktij hij dat
zijn voorliefde bij kleinere jongens bleef steken, zodat hij geleidelijk de
pedofilie in groeide. Hij probeerde zich hardnekkig uit zijn netelige positie
te redden door zelfbevrediging met op jongens gerichte fantasieën. Juist
doordat hij zijn uitzonderlijkheid ervoer, groeide er geleidelijk onrust in
hem.
Nadat hij op zestienjarige leeftijd tot mutuele masturbatie kwam met een
elfjarige, ging hij ten einde raad naar de huisarts en vertelde die over zijn
probleem. De huisarts wist niets anders te doen dan hem op ‘het foute’ van
zijn verlangens te wijzen en te adviseren ‘het nooit meer te doen’.
Korte tijd later bleek de huisarts zijn vader te hebben ingelicht.De wijze
vader maakte de zoon geen verwijten maar verwees hem naar mij als een vriend
van de familie. Dat was zeker in die jaren heel bijzonder. Ook nu nog speelt
isolement in het primaire leefmilieu vaak een grote rol.
Na een aantal voorbereidende gesprekken was de jongeman bereid naar een van
mijn collega’s te gaan voor verdere hulp. Ik kon die zelf, als vriend van de
familie, niet bieden. Na enige jaren psychotherapie waren de
homofiel-pedofiele verlangens niet verdwenen, maar hij wist zich van manifeste
contacten te onthouden. Zijn commentaar: "Mijn vader zal ik altijd
dankbaar blijven. De psychiater behandelde mij niet als crimineel, maar hielp
mij vooral door mijn inzicht in de risico’s van werkelijk pedoseksueel
gedrag voor kleine jongens te vergroten en door te laten zien hoe ik als
oudere, steunende vriend voor jongens een positieve bijdrage aan hun
ontwikkeling zou kunnen zijn". Hij verrichtte geen pedoseksuele
handelingen meer.
2. Opgroeiende kleinkinderen
Een jongeman werd op zijn
dertigste, na een zeer gevaarlijke zelfmoordpoging, die hij wonder boven
wonder overleefde, opgenomen. Al zeven jaar was hij in psychoanalyse. Die
therapie was begonnen nadat hij ontdekt had homofiel en pedofiel te zijn. Hij
had groten angst voor zijn machovader, een groot zakenman, wiens opvolger hij
zou moeten worden. Hij was opgegroeid in een sfeer van gevoelsonderdrukking
door vader, terwijl zijn moeder te zwak was om zicht daartegen te verweren. De
psychoanalyse was mislukt, zoals hij zei, omdat hij alleen over zijn
homofilie, maar niet over zijn pedofilie gesproken had. De man was zeer hoog
begaafd en beheerste het volledige psychoanalytische vakjargon. De
zelfmoordpoging deed hij omdat hij zichzelf verachtte om zijn verlangens en
omdat hij met zekerheid wilde voorkomen er ooit aan toe te geven.
In de gesprekken die wij voerden was het alsof hij zichzelf elk gevoel
verbood. Hij herkende dat zelf, maar wist niet hoe het anders moest. Bij de
therapie heb ik onder andere gebruik gemaakt van LSD-toediening vooral omdat
tijdens de uren van inwerking een intensivering van het gevoelsleven en
verhoging van het esthetische genot kan optreden. In dit geval was de
uitwerking buitengewoon gunstig. Allerlei weggedrongen gevoelens kwamen boven.
Werkelijke psychotherapie werd mogelijk. Hij maakte ook een nieuwe
beroepskeuze waarbij zijn fijngevoeligheid zeer van pas kwam. Hij begon zich
daarnaast actief te bemoeien met de verbetering van het lot van kinderen uit
arme gezinnen. Zonder ooit tot pedoseksuele contacten te komen, vond hij veel
bevrediging in dit werk. Een van de jongens waarvoor hij veel kon doen, en die
door zijn toedoen een grote carričre maakte, noemde hem vader. Deze jongen
trouwde en kreeg meerdere kinderen. Patiënt genoot van ‘zijn opgroeiende
kleinkinderen’. Ik herinner mij deze man nog altijd als een uiterst
hoogstaande en fijnzinnige man. Hij stelde later dat het vooral het respect
dat hij ondervond was geweest dat hem geholpen had zijn verlangens te
sublimeren.
3. Op de vlucht
Over een man van achterin de
vijftig jaren die gedurende tientallen jaren detentie zijn straf had
uitgezeten werd mijn advies gevraagd. Wettelijk gezien kon hij niet langer
worden vastgehouden. Maar, vooral gezien het feit dat hij destijds een
achtjarige jongetje had vermoord, bestond er grote zorg bij de betrokken
autoriteiten over de vraag wat te doen.
De levensloop van de man, het enige jongetje uit een gezin met drie kinderen,
was buitengewoon traumatisch. Hij was al heel jong zwaar psychisch en ook
lichamelijk mishandeld door een brute vader. Hij werd ‘alleen gelaten’
door zijn zwaar depressieve moeder die vaak psychiatrisch werd opgenomen. Hij
raakte absoluut ongewild betrokken bij een val van deze zieke moeder waardoor
die ernstige invalide werd. Hij kwam tijdens de oorlog terecht in een soort
pleeggezin (als jongetje van twaalf jaar) waarvan de vader een vooraanstaand
nazi was. Die werd wat later door een verzetsstrijder doodgeschoten. ‘Zo
verloor ik ook mijn tweede vader’. Na de oorlog werd hij als jongeman overal
gemeden en uitgestoten als ex-jeugdstormlid (jeugdstorm was een
nazi-jeugdbeweging).
Hij groeide op als een angstig jongetje. Hij durfde ook na zijn
vijfentwintigste jaar alleen nog maar met heel kleine vriendjes te spelen. Hij
leefde in financieel kommervolle omstandigheden vlak na de oorlog, zonder
enige hulp van geestelijke gezondheidszorg, half zwervend op straat en levend
van diefstalletjes en zwarte handel. Van dat geld kocht hij zich ook vriendjes
via snoepjes en andere cadeautjes.
Hij raakte periodiek depressief en was vaak ook radeloos en woedend. Eenmaal
deed hij een zelfmoordpoging met slaaptabletten. In zulke buiten stichtte hij
bracht en was hij vernielzuchtig. Zijn troost vond hij bij kleine vriendjes
waar hij vaak heftig verliefd op was, zoals hij ook in zijn dagboeken
beschreef.
Door diefstallen en door enige malen pedofiele handelingen (masturbatie en
fellatio) kwam hij in tehuizen en jeugdgevangenissen. Nergens werd een
werkelijke poging tot behandeling van zijn problematiek rond de pedofilie
ondernomen. Na alle straffen was hij voortdurend bang opnieuw gestraft te
zullen worden. Op zijn zevenentwintigste jaar doodde hij in paniek tijdens een
boswandeling een achtjarig jongetje. Tientallen jaren detentie volgde.
Na drie jaar onderzoek adviseerde ik tot een rechtelijk machtiging waardoor
hij ook na ontslag (tijdens een proefverlof) onder behandeling zou kunnen
blijven. Ik sprak als mijn mening uit dat hij weliswaar pedofiel zou zijn en
blijven, maar dat, mits onder intensieve begeleiding, de kans op herhaling van
doodslag nihil was. Voor het afgeven van de krankzinnigverklaring moest een
niet-behandelend psychiater geraadpleegd worden. Helaas weigerde die zo’n
krankzinnigverklaring af te geven, zodat de man zonder intensieve begeleiding
werd vrij gelaten. Nadien doodde hij geen kind meer, maar verviel
herhaaldelijk in pedofiel handelen, hetgeen hem weer enige jaren
gevangenisstraf opleverde. Doordat hij zichzelf via een televisieprogramma
bekend maakte, volgde grote opwinding in de wijk waar hij woonde en moest hij
daaruit naar elders vluchten.
Liefde voor kinderen
Mensen zonder steun opjagen
betekent slechts vergroting van de kans op gewelddadige paniekreacties.
Intensieve, zeer deskundige begeleiding is kostbaar, maar het voorkomen van
kinderdoding lijkt zulke uitgaven te rechtvaardigen. Een van de belangrijkste
pijlers waarop de pedofiel moet kunnen steunen, is de medemenselijke herkenning.
Uit deze drie illustraties wordt dat duidelijk. De vraag of pedofilie en/of
pedoseksualiteit beheersbaar zijn hangt uiteraard samen met de wijze waarop
diegenen die zich rondom de pedofiel bevinden zich opstellen. Hoe definiëren
zij pedofilie en pedoseksualiteit? Hoe tolerant of intolerant stellen zij zich
op? Bieden zij zo nodig hulp aan of bedreigen, verstoten en straffen zij
uitsluitend?
Wanneer ik over pedofilie spreek,
betekent dat voor mij, in overeenstemming met de taalkundige betekenis van het
woord, in de eerste plaats dat het gaat om liefde voor kinderen. Daar horen
geweld en dwang niet bij. Wie een kind geestelijk of fysiek kwetst ter
verkrijging van eigen genot, misbruikt en is niet pedofiel maar pedovijandig.
Daarbij gaat het, zoals bij elk geweld en bij elke dwang, om criminaliteit. Soms
is er zelfs geen sprake van pedoseksualiteit, namelijk wanneer de misdadiger het
kind als koopwaar voor criminele pedoseksuelen manipuleert, zonder het zelf
seksueel te misbruiken. Dan gaat het dus om niet-pedofiele en/of niet
pedoseksuele criminaliteit. Natuurlijk is juist in zulke gevallen beheersing van
de daders maximaal nodig, en zal, wanneer dit in vrijheid onmogelijk blijkt,
soms langdurige of permanente vrijheidsbeneming nodig zijn. Het is overigens van
groot belang te onderscheiden tussen gewelddadigheid als paniekreactie na
misbruik en gewelddadigheid tijdens misbruik als bron van lust (sadisme,
lustmoord). In de berichtgeving in de media wordt dit onderscheid maar zelden
verduidelijkt. De eerste pijler waarop de pedofiel zou moeten kunnen steunen is
dat men valse bestempelingen nalaat.
Gedrag en gevoelsinstelling
In de psychiatrie wordt momenteel
veel gebruik gemaakt van een soort indeling van de geestelijke stoornissen met
de naam DSM (Diagnostic Statistical Manual). Het gaat daarbij vooral om
definities die bruikbaar moeten zijn voor onderzoekswerk. Ook de pedofilie wordt
daarin omschreven.
Het eerste criterium luidt dat de persoon die als pedofiel wordt omschreven ‘gedurende
een periode van tenminste zes maanden recidiverend intense seksueel opwindende
fantasieën, seksuele drang of gedragingen heeft, die seksuele handelingen met
een of meer kinderen in de pre-puberteit (in het algemeen dertien jaar of
jonger) met zich meebrengen’.
Natuurlijk zijn getallen als zes maanden en dertien jaar arbitrair. Wat te doen
als het om vijf maanden ging? En hoe groot is het verschil in geestelijke en
fysieke rijping tussen het ene kind en het anderen kind van omstreeks dertien
jaar? En gaat het om zo nu en dan optredende drang, fantasieën of gedragingen,
of betreft het een in die periode dan en nacht als een continue obsessie
voortdurende toestand? En vooral: om welke seksuele handelingen gaat het? Om
strelingen, kussen en masturbatie, of om penetratie?
De gegeven definitie zou misschien, gezien de woorden ‘seksuele handelingen’,
beter passen bij pedoseksualiteit dan bij pedofilie. Pedoseksualiteit beschrijft
vooral gedrag en pedofilie een gevoelsinstelling.
De omschrijving van DSM laat zowel ruimte voor uiterst fijnzinnige en terdege
betrokken, alsook voor gewelddadig, crimineel gedrag. Zo’n classificatie laat
statistische bewerking van gegevens toe, maar zet de pedofiele mens als een
vervreemd wezen apart. Deze psychiatrische classificatie biedt de pedofiel geen
enkele handreiking en is daarvoor ook niet bedoeld. Maar een louter
natuurwetenschappelijke benadering, die ook bij de psychiatrische opleiding een
grote rol speelt, kan veel kwaad doen. Zij leert de aanstaande hulpverlener niet
om samen met de pedofiel op zoek te gaan naar een verantwoorde omgang met de
liefde voor kinderen.
De tweede pijler voor die pedofilie zou moeten bestaan uit een verbeterde
geesteswetenschappelijke opleiding van de hulpverleners. Een knelpunt waaraan in
de geestelijke volksgezondheid nog steeds teveel wordt voorbijgegaan is de
betekenis die vooral in religieuze kringen aan pedofilie (en homofilie?) wordt
gehecht. In de discussies over de pedofilie moeten de religieuze standpunten
meer aandacht krijgen. Gelukkig worden er de laatste tijd ook van kerkelijke
zijde meer standpunten naar voren gebracht.
Heksenjacht
Enige tientallen jaren geleden
veroorzaakte alleen al het horen van de term homoseksualiteit bij velen een
bijna instinctmatig optredend gevoel van walging en veroordeling. Eind vijftiger
jaren werkte ik als assistent-geneeskundige in paviljoen 3 van het Wilhelmina
Gasthuis in Amsterdam. Ik zag er regelmatig homoseksuele mannen die ernstige
zelfmoordpogingen hadden gedaan, doordat zij het leven als, meestal ook door hun
familie, verachte mensen, niet langer konden verdragen. Een groot gevaar van de
huidige ongenuanceerde veroordeling van pedofielen is dat daardoor suďcides en
gewelddadige paniekreacties in frequentie zouden kunnen gaan toenemen.
Nadat enige tientallen jaren lang
ook pedofilie een bespreekbaar onderwerp was geworden, ontstaat thans de neiging
tot hernieuwde criminalisering en heksenjacht. Zoals homofilie tot voor kort een
verboden onderwerp was en het zwijgen daarover velen tot eenzaam lijden en
zelfdoding dreef, zo dreigt nu rond pedofielen door vertekening hetzelfde te
gebeuren. Grove simplificaties en generalisaties zijn aan de orde van de dag.
Alle pedofielen worden, zo niet als identiek, toch op z’n minst zeer verwant
met figuren als Marc Dutroux beschouwd. ‘Ze’ zijn gevaarlijk, ‘Het’ is
schandelijk, Ze moesten ze allemaal…
Ook hetero- en homoseksueel
gedrag tussen volwassenen varieert van lichamelijk en psychisch spel van twee
elkaar liefhebbende mensen tot de gruwelijkste lustmoorden en zakelijke
exploitatie. Maar ondanks de vele ‘seksuele misdrijven’ wordt volwassen
seksueel gedrag (terecht) niet gestigmatiseerd. Er is gelukkig geen roep om alle
homo’s en hetereo’s…!
Het zou belangrijk kunnen zijn
als ook in de media simplisme en generalisatie zouden worden vermeden. Gelukkig
zijn er zeker radio- en televisieprogramma’s waarin met veel tact en
voorzichtigheid te werk wordt gegaan.
Lijfelijke tekenen van liefde
Kan de zich niet-pedofiel
noemende mens pedofiele gevoelens in zichzelf herkennen? Hoe gaan liefdevolle
ouders met hun kinderen om? Het contact tussen het moeder- en vaderlijf en dat
van het kind is in de eerste levensfase zeer intiem en die intimiteit vormt een
van de voorwaarden voor een goede ontwikkeling van de lijfelijke omgang met
latere partners. De ouders knuffelen, zoenen en raken bij het wassen het hele
kinderlijf, ook de genitalia aan. Hoeveel moeders die het jongetje wassen,
herinneren zich niet het verstijven van de jongenspenis? Moeders kennen zelf
soms duidelijke genitale prikkeling tijdens het borstvoeden, vaders kennen soms
erecties tijdens het liefkozen van hun kinderen. Dat zijn normale lijfelijke
tekenen van liefde.
Wanneer ouders zulke ervaringen niet laten volgen door verdergaand en op eigen
lustbevrediging gericht seksueel gedrag, is er geen sprake van schade of
immoraliteit. Er zijn geleidelijke overgangen van normale ouderlijke zorg en
liefde voor hun kinderen naar incest enerzijds en afstandelijkheid en
verwaarlozing anderzijds.
De uitwisselingen van tederheden tussen de ouders onderling en tussen ouders en
kinderen, vormen pijlers waarop het kind voor de ontwikkeling van het eigen
gedrag kan steunen. Ook tussen ouders en kinderen lukt het echter niet steeds om
de noodzakelijke grenzen te respecteren. We spreken dan van de sterke binding of
zelfs incest. En ook daarbij kan het om liefdevolle of criminele vormen van
grensoverschrijding gaan. Maar een gezonde ouder onthoudt zich niet alleen van
dwang en van contacten waarvoor het kind nog niet is toegerust. Die laat
bovendien de psychische en fysieke afstand geleidelijk groeien opdat het kind de
objectrelatie kan verplaatsen naar de toekomstige partner. Behalve misschien bij
ernstige ziekte wast men het kind niet meer. Men knuffelt niet meer lijf aan
lijk met oudere kinderen. Het kind slaapt niet meer bij vader en moeder op de
kamer of in bed. Maar ik zag, mede onder invloed van de rage in de media over
incest, hoe (neurotische) ouders zichzelf niet meer vertrouwden en in verwarring
raakten over eigen gedrag en verlangen. Soms waren angstige afstandelijkheid en
zelfs verwaarlozing er het gevolg van.
De pedofiel is wat erotische
opwinding betreft, zeker niet iemand met voor alle andere mensen volledig
onbekende gevoelens. Maar de werkelijke pedofiel onthoudt zich van pedoseksuele
handelingen waar het kind nog niet, of niet meer, aan toe is of zelfs schade
door lijdt. Daarbij moet ook rekening gehouden worden met wat binnen de cultuur
als acceptabel en onacceptabel wordt beschouwd. Maar gewelddadige penetratie van
een klein kind hoort nooit bij pedofiel gedrag!
Voor een kwartje
Men wijst terecht op het gevaar
van de machtsongelijkheid. Daartoe hoort ook de onmacht van het kind om de
betekenis van het gedrag en de mogelijke gevolgen daarvan te door- en voorzien.
Natuurlijk is er bij pedofilie sprake van machtsongelijkheid die extra
zorgvuldigheid vereist. Over die machtsongelijkheid wordt momenteel gesproken
alsof het een eenduidig begrip met een uitsluitend negatieve betekenis is, maar
ze bestaat ook altijd tussen ouders en hun kinderen. Machtsongelijkheid is in
relaties niet, zoals velen nogal eens simpel stellen, per definitie kwaadaardig,
die ongelijkheid kan in relaties ten goede (ter bescherming en voor het bieden
van hulp) en ten kwade (in dienst van eenzijdige winst en lustbevrediging)
worden aangewend. Machtsongelijkheid is tussen volwassenen en kinderen altijd
aanwezig en onvoldoende grond voor uitsluiting van intimiteit. Machtsmisbruik
bij grensoverschrijdend gedrag, ten dienste van het genot van de machtigste, is
verwerpelijk.
Het lijkt zo gesteld misschien
duidelijk. Niets is minder waar. De mogelijke schade is ook cultuurafhankelijk.
In de ene cultuur knuffelt en kust men veel vaker en anders dan in de andere. In
sommige culturen zijn de kleintjes bij het liefdesspel van de ouders aanwezig en
worden er zelfs meer of minder ver bij betrokken, in andere culturen gaat de
slaapkamerdeur op slot. Wat men beleeft als te beheersen gedrag, is ook in hoge
mate afhankelijk van het gedrag en het voorbeeld van de ouders en andere
opvoeders. Het gaat bij de schadelijkheid zeker niet uitsluitend om het gedrag
of de betrokkenheid van de pedofiel.
De schade is ook van de reacties en het voorbeeld van de medemensen afhankelijk.
Welke psychische schade lijdt het kind door verhoren en onderzoeken? Welke
betekenis hebben de vele uitingen van angst en walging in aanwezigheid van het
kind dat contact had met een pedofiele oudere?
Ik maakte begin zestiger jaren nog mee hoe een zesjarig jongetje door een
geüniformeerde agent van school werd gehaald nadat een even oud meisje thuis
verteld had dat hij voor een kwartje in haar broekje had gekeken! De ouders
verkeerden in paniek. Ik heb het gezin en het kind enige maanden begeleid. Het
ging er vooral om de opgetreden schaamte en de angst voor de toekomst te
bestrijden door al het zogenaamd ‘zieke’ en ‘zondige’ weer een normale
plaats te geven.
Wat betekenen de vele beangstigende televisie-uitzendingen? Na liefdevolle
contacten zal nogal eens de traumatisering door milieureacties ernstiger
gevolgen hebben dan het contact zelf. Dat betekent overigens ook, dat de
pedofiel rekening moet houden dat mogelijk zelfs op zichzelf positieve
handelingen schadelijke gevolgen kunnen hebben. De pedofiel zal met de normen
van de primaire leefcultuur rekening moeten houden.
Begeleiding en behandeling
Wij kennen in ons land voor
wetsovertredingen straf, begeleiding en behandeling. Straf heeft verschillende
doeleinden, waaronder beveiliging en vergelding. Wij kennen gelukkig geen
doodstraf. Dat betekent dat in principe iedere dader na eventuele
vrijheidsberoving opnieuw terugkeert in de maatschappij. Dat houdt in dat naast
straf, begeleiding en behandeling nodig zijn, in de hoop dat de gestrafte zich
weer een plaats in de vrije maatschappij zal weten te veroveren, met zo min
mogelijk kans op herhaling en op zo’n bevredigend mogelijke manier. Straf die
alleen dient ter vergelding en beveiliging leidt tot angst, agressie en
depressiviteit, zij ondermijnen de mogelijkheid tot behandeling en begeleiding.
De thans groeiende neiging alle pedofiele en pedoseksuele verlangens en
gedragingen als onmenselijk, misdadig en smerig en pervers voor te stellen,
zullen begeleiding en behandeling belemmeren en daarmee crimineel gedrag
bevorderen. In dat opzicht lijkt er sprake van een vergelijkbare ontwikkeling
als met de drugsbestrijding. Het is te hopen dat bepaalde Amerikaanse
benaderingen, zoals het melden van de komst van een ex-gedetineerde pedofiel in
de wijk, hier geen verdere navolging zullen vinden. De belangrijkste pijler die
wij de pedofiel kunnen bieden is medemenselijkheid. Dat is overigens niet
hetzelfde als goedkeuring van grensoverschrijdend pedoseksueel gedrag en al
helemaal niet het aanmoedigen van gewelddadigheid, dwang, chantage, financiële
exploitatie en andere vormen van criminaliteit.
Tenslotte: heeft de pedofiel
behoefte aan begeleiding en steun? Zolang deze voelt dat de hulpverleners geen
weet hebben van de aard van de problemen en per definitie uitgaan van
criminaliteit en minderwaardigheid, luidt het antwoord: nee. Dat familieleden
van misbruikte kinderen angstig worden en zich soms vijandig gaan opstellen is
volkomen begrijpelijk. Maar daarop kan het antwoord alleen maar zijn dat er
adequate slachtofferhulp moet worden geboden en dat men hen niet met hun nood
alleen laat. Tot die hulp behoort niet het stimuleren van een heksenjacht. Een
heel goed voorbeeld werd destijds gegeven door de burgemeester van Ochten bij
Tiel, die zowel met een pedofiele delinquent en zijn familie, als met de
familieleden van de geschade kinderen contact opnam en actief meehielp zoeken
naar een goed begeleide terugkeer van de betrokken jongeman in de gemeenschap.
Frank van Ree