‘Onderzoek toont aan...’Over ideologie en wetenschapDr. Frans Gieles Een heel bekend onderzoek is dat van Rüdiger Lautmann uit 1994 (nadere gegevens onderaan dit artikel). Lautmann hield uitgebreide interviews met zestig mannen met pedofiele gevoelens en contacten. Dit waren geen bewoners van een gevangenis of kliniek, maar gewoon vrije burgers die zijn oproep beantwoord hadden. Hij maakt een onderscheid tussen ‘echte pedofielen’, zij die meldden zich aangetrokken te voelen tot kinderen, ook in seksueel opzicht, en ‘daders’. Lautmann beperkt zich tot die eerste groep. Seksuele scriptsWie al voordat hij enig onderzoek bij deze groep heeft gedaan zou spreken van ‘fixatie’ of ‘psychiatrische perversie’, krijgt geen enkel inzicht in het verschijnsel. De vraag moet zijn: wat betekent deze voorkeur voor de mensen die deze hebben? Lautmann raakt er door zijn interviewwerk van overtuigd dat er vrijwillige en wederzijdse liefdesrelaties bestaan, die geen enkel ingrijpen vragen. Van zijn respondenten leert hij dat het hen helemaal niet gaat om een seksueel contact, maar om een ‘natuurlijk’ contact, het in de nabijheid zijn van het kind. Dit geldt vooral voor de boy lovers; de girl lovers melden vooral esthetische motieven. Wat de respondenten opnoemden als ‘aantrekkelijk’ in kinderen, verschilt nauwelijks van wat in andere typen seksualiteit wordt genoemd. Seksualiteit en de geslachtsdelen staan ook helemaal niet centraal in de beleving. Als het gaat om kinderen vóór de puberteit, ontbreekt dit aspect volledig; het is het contact en de boeiende dynamiek van het opgroeien dat hier centraal staat. Expliciete seksualiteit wordt vermeden door de respondenten van Lautmann. Zij benaderen kinderen ook als subject, niet als object. Lautmann destilleert uit zijn materiaal zestien ‘seksuele scripts’ die kinderen kunnen volgen. Ja, seksuele scripts: seksualiteit is er uit zichzelf in het kinderleven. Niet door een ontwikkelingsstoornis, trauma of wat dan ook – het ís er gewoon. Voordien werd ‘het probleem pedofilie’ op een humanistische manier benaderd, nadien viel de nadruk op een medisch-psychiatrische en justitiële manier: het ging om strafbare seks. Er begon een heksenjacht op mensen met ‘een bepaalde afwijking’. Deze omslag vond plaats in de massamedia, maar ook bij de professionals. Beide bedienen zich van de term ‘seksueel misbruik van kinderen’, een onbruikbare term omdat hij al een hoop (voor)oordelen in zich draagt. De omslag in denken en taal is niet gebaseerd op deugdelijk onderzoek, stelt Griesemer. Het is een axioma, een stelling die geen bewijs behoeft. Griesemer schetst ook de gevolgen van deze omslag in het denken. Een ervan is dat schade altijd voorondersteld wordt, en dus niet meer per geval bewezen hoeft te worden. Kinderen worden bij voorbaat tot ‘slachtoffers met een trauma’ bestempeld. Een positief gevoel en een positieve getuigenis worden vrijwel onmogelijk. HandelingsbekwaamNog recenter, van 2006, is een onderzoek van Horst Vogt. Deze wetenschapper verzamelde met vragenlijsten en tests een groot aantal gegevens van 72 mensen met pedofiele gevoelens. Ook deze mensen zaten niet in een gevangenis of een kliniek. Vogt deed dit ook bij een heterofiele controlegroep, zodat hij beide groepen kon vergelijken. Dat gaat op z’n Duits: grondig, zeer degelijk, uitvoerig en in een zeer precies taalgebruik. ogt maakt zelf ook twee nieuwe woorden, die ik vertaal als ‘welzijn-bevorderend’ en ‘ziekte-bevorderend’. Want dit wil hij weten: hoe staat het met het welzijn of het zich ziek voelen van mensen met pedofiele gevoelens? Daarbij hecht hij belang aan wat ik vertaal als ‘handelingsbekwaamheid’, ofwel ‘opgewassen zijn tegen de eisen die het leven stelt’. Ook is hij gespitst op het ervaren van stress en het gevoel al dan niet geïsoleerd te zijn. En hij schenkt veel aandacht aan het zelfbeeld van de mensen. Vogt vindt dan mensen die wel meer stress dan gemiddeld ervaren. Maar in vergelijking met zijn controlegroep vindt hij verder geen onderscheidende factoren, in elk geval geen stoornissen in denken of waarnemen. Het zijn nét gewone mensen, met andere woorden. Vogt onderscheidt twee groepen mensen met pedofiele gevoelens:
Vogt ziet pedofilie als een primaire seksuele oriëntatie – dus niet een gevolg van ziekelijke angst voor vrouwen
– die doorgaans al ontstaat in de kindertijd. En naar het zich laat aanzien is deze oriëntatie niet veranderbaar. IdeologieMooie wetenschap allemaal, maar er ligt een probleem. Dit onderzoek wordt niet gelezen en niet aanvaard.
Mijn stelling is: dit is geen wetenschapskritiek. We hebben hier te maken met ideologie, een stelsel van ideeën dat men niet
im Frage stelt, maar voetstoots voor waar aanneemt. Het is een stelsel van ideeën dat men ook emotioneel onderschrijft en dat men sociaal steeds weer bevestigd ziet. Daar helpt zelfs het beste wetenschappelijk onderzoek niet tegen. Ideologie zetelt in het hoofd, maar in hoge mate ook in het hart en in de samenleving.
De in dit artikel genoemde onderzoeken
|