Start Schrijftafel Kind Leestafel Kind

‘Onderzoek toont aan...’

Over ideologie en wetenschap

Dr. Frans Gieles 
In: KOINOS Magazine # 60, winter 2008 

Naar de beleving van intergenerationele contacten is nog betrekkelijk weinig onderzoek gedaan. Dat wat we ‘weten’ over (seksuele) betrekkingen tussen jong en oud, zijn veelal interpretaties vanuit onderzoek onder ‘slachtoffers van misbruik’. Wie andere dingen ontdekt – gewoon door vragen te stellen en naar mensen te luisteren – zou zich laten ringeloren door de ‘denkfouten’ van pedofielen. Dat is geen wetenschapskritiek, maar ideologie.

In Duitsland zijn in de loop der jaren enkele interessante onderzoeken gedaan, die iets vertellen over een weinig bekende werkelijkheid achter de gangbare ideeën over intergenerationele relaties. 

Een heel bekend onderzoek is dat van Rüdiger Lautmann uit 1994 (nadere gegevens onderaan dit artikel). Lautmann hield uitgebreide interviews met zestig mannen met pedofiele gevoelens en contacten. Dit waren geen bewoners van een gevangenis of kliniek, maar gewoon vrije burgers die zijn oproep beantwoord hadden. Hij maakt een onderscheid tussen ‘echte pedofielen’, zij die meldden zich aangetrokken te voelen tot kinderen, ook in seksueel opzicht, en ‘daders’. Lautmann beperkt zich tot die eerste groep.

Seksuele scripts

Wie al voordat hij enig onderzoek bij deze groep heeft gedaan zou spreken van ‘fixatie’ of ‘psychiatrische perversie’, krijgt geen enkel inzicht in het verschijnsel. De vraag moet zijn: wat betekent deze voorkeur voor de mensen die deze hebben? 

Lautmann raakt er door zijn interviewwerk van overtuigd dat er vrijwillige en wederzijdse liefdesrelaties bestaan, die geen enkel ingrijpen vragen. Van zijn respondenten leert hij dat het hen helemaal niet gaat om een seksueel contact, maar om een ‘natuurlijk’ contact, het in de nabijheid zijn van het kind. Dit geldt vooral voor de boy lovers; de girl lovers melden vooral esthetische motieven. 

Wat de respondenten opnoemden als ‘aantrekkelijk’ in kinderen, verschilt nauwelijks van wat in andere typen seksualiteit wordt genoemd. Seksualiteit en de geslachtsdelen staan ook helemaal niet centraal in de beleving. Als het gaat om kinderen vóór de puberteit, ontbreekt dit aspect volledig; het is het contact en de boeiende dynamiek van het opgroeien dat hier centraal staat. Expliciete seksualiteit wordt vermeden door de respondenten van Lautmann. Zij benaderen kinderen ook als subject, niet als object. 

Lautmann destilleert uit zijn materiaal zestien ‘seksuele scripts’ die kinderen kunnen volgen. Ja, seksuele scripts: seksualiteit is er uit zichzelf in het kinderleven. Niet door een ontwikkelingsstoornis, trauma of wat dan ook – het ís er gewoon. 

In een recentere publicatie, van 2004, beschrijft Michael Griesemer de omslag in het denken over pedofilie, die volgens hem in Duitsland in het jaar 1987 plaatsvond. 

Voordien werd ‘het probleem pedofilie’ op een humanistische manier benaderd, nadien viel de nadruk op een medisch-psychiatrische en justitiële manier: het ging om strafbare seks. Er begon een heksenjacht op mensen met ‘een bepaalde afwijking’. 

Deze omslag vond plaats in de massamedia, maar ook bij de professionals. Beide bedienen zich van de term ‘seksueel misbruik van kinderen’, een onbruikbare term omdat hij al een hoop (voor)oordelen in zich draagt. 

De omslag in denken en taal is niet gebaseerd op deugdelijk onderzoek, stelt Griesemer. Het is een axioma, een stelling die geen bewijs behoeft.
Griesemer ergert zich duidelijk aan de methodologische fouten die hij, vooral sinds 1987, in onderzoeksverslagen aantreft. Hij mist definities en onderscheid; iedereen is ‘slachtoffer’ en ‘kind’, zonder een leeftijd te noemen. Alle typen seksueel contact zijn op één grote hoop gegooid: ‘seksueel misbruik’. Zo komt de verkrachting van een vijfjarig meisje door de buurman in dezelfde categorie terecht als homo-erotisch spel tussen een jongen van vijftien en een man. Alle onderscheid is zoek.

Griesemer schetst ook de gevolgen van deze omslag in het denken. Een ervan is dat schade altijd voorondersteld wordt, en dus niet meer per geval bewezen hoeft te worden. Kinderen worden bij voorbaat tot ‘slachtoffers met een trauma’ bestempeld. Een positief gevoel en een positieve getuigenis worden vrijwel onmogelijk. 

Handelingsbekwaam

Nog recenter, van 2006, is een onderzoek van Horst Vogt. Deze wetenschapper verzamelde met vragenlijsten en tests een groot aantal gegevens van 72 mensen met pedofiele gevoelens. Ook deze mensen zaten niet in een gevangenis of een kliniek. Vogt deed dit ook bij een heterofiele controlegroep, zodat hij beide groepen kon vergelijken. Dat gaat op z’n Duits: grondig, zeer degelijk, uitvoerig en in een zeer precies taalgebruik. 

ogt maakt zelf ook twee nieuwe woorden, die ik vertaal als ‘welzijn-bevorderend’ en ‘ziekte-bevorderend’. Want dit wil hij weten: hoe staat het met het welzijn of het zich ziek voelen van mensen met pedofiele gevoelens? Daarbij hecht hij belang aan wat ik vertaal als ‘handelingsbekwaamheid’, ofwel ‘opgewassen zijn tegen de eisen die het leven stelt’. 

Ook is hij gespitst op het ervaren van stress en het gevoel al dan niet geïsoleerd te zijn. En hij schenkt veel aandacht aan het zelfbeeld van de mensen. Vogt vindt dan mensen die wel meer stress dan gemiddeld ervaren. Maar in vergelijking met zijn controlegroep vindt hij verder geen onderscheidende factoren, in elk geval geen stoornissen in denken of waarnemen. Het zijn nét gewone mensen, met andere woorden.

Vogt onderscheidt twee groepen mensen met pedofiele gevoelens: 

een groep met een negatief zelfbeeld, sociaal geïsoleerd levend, laag zelfbewustzijn, veel stress, weinig welzijn en veel innerlijke conflicten. 

De andere groep heeft een positief zelfbeeld, ervaart wel stress maar ervaart zichzelf als handelingsbekwaam. Men ervaart geen innerlijk conflict en heeft geen probleem met de eigen seksualiteit - alleen met de maatschappij.

Vogt ziet pedofilie als een primaire seksuele oriëntatie – dus niet een gevolg van ziekelijke angst voor vrouwen – die doorgaans al ontstaat in de kindertijd. En naar het zich laat aanzien is deze oriëntatie niet veranderbaar. 

Vogt noemt de huidige tendens van demonisering en pathologisering van pedofilie ronduit schadelijk en contraproductief. Het leidt tot stigmatisering, uitsluiting en isolement. Hij pleit voor ont-pathologisering. Meer empirisch onderzoek is volgens hem nodig, al is objectief onderzoek hier moeilijk vanwege de sociale, wettelijke en ethische kanten van de zaak. Soms is onderzoek niet mogelijk, soms is publicatie niet mogelijk, soms is vreedzaam verder leven na publicatie voor de auteur niet meer mogelijk.

Ideologie

Mooie wetenschap allemaal, maar er ligt een probleem. Dit onderzoek wordt niet gelezen en niet aanvaard. 

Over Lautmann zegt men dat hij, door zijn respondenten serieus te nemen, in feite hun ‘denkfouten’ mooi in beeld heeft gebracht. Lautmann heeft zich een mooi verhaal op de mouw laten spelden, precies waar ‘de pedofielen’ zo goed in zijn. 

Over Griesemer zegt men dat we er vóór 1987 gewoon lelijk naast hebben gezeten. Pas tóen hebben we met z’n allen het licht gezien, mede dankzij - zegt men - uitstekend wetenschappelijk onderzoek. 

Over Vogt zegt men dat hij een veel te positief beeld schetst en dat hij totaal geen oog heeft voor ‘de slachtoffertjes’. Hij richt zich alleen maar op ‘de daders’, en hun welzijn interesseert hem meer dan dat van die slachtoffertjes.

Mijn stelling is: dit is geen wetenschapskritiek. We hebben hier te maken met ideologie, een stelsel van ideeën dat men niet im Frage stelt, maar voetstoots voor waar aanneemt. Het is een stelsel van ideeën dat men ook emotioneel onderschrijft en dat men sociaal steeds weer bevestigd ziet. Daar helpt zelfs het beste wetenschappelijk onderzoek niet tegen. Ideologie zetelt in het hoofd, maar in hoge mate ook in het hart en in de samenleving. 

Mijn vraag is: Wat kun je doen tegen ideologie? 

Dit artikel is een bewerking van een voordracht van de auteur op de jaarlijkse Ipce-bijeenkomst, en later tijdens een jaarvergadering van Vereniging Martijn. Zie ook < www.ipce.info/newsletters/ > (klik op ‘Newsletter E24’). Reacties en suggesties naar koinos@mail.com.

De in dit artikel genoemde onderzoeken

Rüdiger Lautmann, Die Lust am Kind, Portrait des Pädophilen, Ingrid Klein Verlag, Hamburg, 1994.
 

Michael M. Griesemer, Ausmaß und Auswirkungen massenmedialer Desinformation. Zum Stand der Wissenschaften über sexuellen Kindesmissbrauch - am Beispiel einer tragischen klinischen Entwicklungsabweichung. Arbeitsgemeinschaft Humane Sexualität e.V., Gießen, 2004.
 

Horst Vogt, Pädophilie; Leipziger Studie zur gesellschaftlichen und psychischen Situation pädophiler Männer. Pabst Science Publishers, Lengerich, 2006.

Start Schrijftafel Kind Leestafel Kind