Kabinet: onderzoek naar Gülen-beweging niet nodig25 september 2008, Time Media Groep Het kabinet heeft woensdag 17 september duidelijk gemaakt dat onderzoek naar de Gülen-beweging en door de heer Gülen geïnspireerde organisaties niet nodig is. Het actualiteitenprogramma NOVA had op 4 juli in een reportage geopperd dat onderzoek noodzakelijk was naar de Gülen-beweging, die de programmamakers als sektarisch bestempelden. Vier ministers en een staatssecretaris reageerden gezamenlijk op achttien vragen over de kwestie van de Kamerleden Sadet Karabulut (SP) en Madeleine van Toorenburg (CDA). Uit de reactie van het kabinet valt op te maken dat de beschuldigingen aan het adres van de Gülen-beweging geen stand houden. Behalve de Gülen-beweging plaatste de reportage ook organisaties en scholen als het Cosmicus College, de Dialoog Academie, de Ondernemersfederatie HOGÝAF en de Time Media Group in een bedenkelijk daglicht. Naar aanleiding van de berichtgeving werden op 8 juli Kamervragen gesteld. De bewindslieden die hierop reageerden zijn
Mede namens de overige bewindslieden stuurde minister Ella Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie de Tweede Kamer op 17 september twee brieven met antwoorden. ToegangOp de vraag of het kabinet heeft overwogen om Fethullah Gülen de toegang tot Nederland te ontzeggen, reageren de betrokken bewindslieden ontkennend: ‘De Nederlandse autoriteiten beschikken niet over informatie waaruit kan worden afgeleid dat Fethullah Gülen activiteiten verricht op grond waarvan hem toegang tot Nederland zou moeten worden ontzegd.' DiversiteitIn de NOVA-reportage van 4 juli noemde hoogleraar Erik-Jan Zürcher de uitspraken van de heer Gülen ‘tot op zekere hoogte nadelig voor de integratie'. Het kabinet deelt die mening niet. De bewindslieden zijn van oordeel dat de Fethullah Gülen-beweging niet te zien is als een monolithische organisatie. De door Gülen geïnspireerde organisaties vertonen een grote diversiteit. Het kabinet benadrukt dat burgers in Nederland vrij zijn om religieuze en levensbeschouwelijke boodschappen uit te dragen, behoudens de grenzen die de wet hieraan stelt. Er is volgens het kabinet ‘op dit moment geen reden een onderzoek te starten naar de beweegredenen van door Fethullah Gülen geïnspireerde organisaties en de effecten daarvan op de Nederlandse samenleving' . Niet sektarischHet kabinet heeft geen aanwijzingen dat de Fethullah Gülen-beweging, of door Fethullah Gülen geïnspireerde organisaties een voedingsbodem vormen voor radicalisering. Het kabinet stelt vast dat de Nederlandse overheid in alle gevallen pas kan ingrijpen bij gedrag dat aanzet tot haat. Ook neemt het kabinet de door NOVA gebezigde aanduiding ‘sektarisch' niet over. De Gülen-beweging wordt door de bewindslieden getypeerd als ‘overwegend religieus conservatief'. De aan de beweging verwante organisaties geven hieraan op een verschillende wijze invulling. ‘Het kabinetsbeleid is juist gericht op het bevorderen van integratie en sociale cohesie en binding met de democratische rechtsorde door het stimuleren dat mensen de taal spreken, meedoen op de arbeidsmarkt en in het onderwijs en bruggen weten te slaan naar andere (etnische) gemeenschappen.' Ook wijst het kabinet op het feit dat de Europese Unie ‘noch Fethullah Gülen, noch door Fethullah Gülen geïnspireerde organisaties' van terroristische activiteiten verdenkt. Van EU-maatregelen tegen de beweging, organisaties en internaten is in dit verband dan ook geen sprake. De reactie op de Kamervragen maakt duidelijk dat de visie van NOVA en andere media op de zogenoemde Gülen-beweging niet overeenkomt met de zienswijze en beoordeling van zowel de Nederlandse regering als de Europese Unie. Niet alleen op grond van de vrijheid van godsdienst en het recht op vrije meningsuiting, maar ook omdat er geen vormen van sektarisme of radicalisering te bespeuren zijn. Verder onderzoek acht het kabinet dan ook niet geboden. InternatenOp de vraag of de Kamer ooit ingelicht is over de voortgang van een eenmalige subsidie in het jaar 2002 aan een aantal internaten en dagopvangvoorzieningen in het land, geeft het Kabinet het volgende aan:
Ook meldt het Kabinet desgevraagd aan dat ‘er voldoende toezicht is door de reguliere onderwijsinspectie' op particuliere onderwijsinstellingen. |