Wat is er aan de hand?
Mijn oersoep
Moeders prinsje
Wat is er aan de hand?
De insteek van de therapeut was verrassend. Ik had als voor
mij enig denkbare optie dat ik alleen maar gehalveerd en gehavend uit dat hele
proces tevoorschijn kon komen en dat we hooguit de schade een beetje te overzien
en dragelijk konden houden. Zijn insteek had ik zelf niet kunnen verzinnen. Hij
zei dat, als alles goed loopt, mensen zich nauwelijks geestelijk ontwikkelen;
er is geen noodzaak tot veranderen. Toch moet je nu en dan stappen doen in je
geestelijke groei. Dit nu, zei hij, gebeurt juist in crises. Een crisis kun je
benutten om er geestelijk rijker uit tevoorschijn te komen dan je er in ging.
Nu, dat verbaasde mij, maar ik heb de optie wel overgenomen.
|
|
"De ellende is dat hoe gezonder we ons voelen, hoe minder we bij de
dingen stilstaan, hoe onwerkelijker ons gevoel voor de werkelijkheid wordt
en hoe meer ons menszijn op de achtergrond raakt.
Als ik op mijn leven terugkijk, zie ik een lange reeks fouten en
vergissingen. Dat is pijnlijk en ik hoop dat niet vaak meer mee te maken,
maar ik zie ook dat die vergissingen mij en mijn leven hebben gevormd tot
wat het is. Die pijn was nodig om de latere vreugde te smaken en de
creatieve, gelukkige momenten in mijn leven bestaan alleen bij de gratie
van de vroegere fouten.
[...] Onze symptomen wijzen naar de toekomst en beloven een transformatie
waarbij falen wordt omgezet in vorm."
Thomas Moore, 2001, p 24 & 25
.
|
Het is dan wel zaak om de crisis eerst eens goed te gaan
bezien en te duiden wat er eigenlijk aan de hand is. In mijn geval haalt mijn
verleden mij in. Hij zegt dan dat het niet verwerkte verleden altijd terugkomt
bij de mens. Het dient zich aan om eindelijk eens verwerkt te worden, anders
blijft het je achtervolgen. Nu, dat klopt wel, voelde ik zo aan.
Datgene in onszelf wat we niet tot het bewustzijn laten doordringen, doemt
in ons leven op als het noodlot.
Carl Gustav Jung (geciteerd in Zweig & Abrams 1993, p. 9)
.
|
Zodra we met bewustzijn gaan kijken naar ons leven zullen we in eerste
instantie een grote puinhoop zien, zowel in onszelf als in de wereld.
Ton vd Kroon 1996, p. 142
.
|
Ik zei: "Ik moet dus terug naar de jaren '80".
Volgens deze therapeut moest ik veel verder terug: tot mijn kindertijd, en zelfs
de vroegste kindertijd. Dit bleek al snel inderdaad nodig. Ik kan als klein kind
onmogelijk een gevoel
van basisveiligheid gehad hebben.
|
Dat fundamentele gevoel van
onveiligheid vraagt om verwerking en warempel, ik herken dit als mijn
basisgevoel: fundamentele onveiligheid en pijn door verminking. Dit basisgevoel is altijd
naar de achtergrond gedrongen, nu springt het naar de
voorgrond en vraagt om aandacht en, eindelijk, verwerking. Aan het werk dus
ermee.
Ik ben dit gevoel gaan onderzoeken. Eerst moest ik het
nare gevoel gaan toelaten, gaan voelen, in plaats van het te bestrijden
of de pijn te stillen. In plaats daarvan moest ik gaan luisteren naar het
innerlijke kind in mij. Het gevoel daarvan moest ik gaan erkennen, gaan
herkennen, gaan accepteren en in mijn doen en laten integreren.
Ik
leerde zo gaandeweg dat gevoel te benoemen: een fundamenteel gevoel van onveiligheid,
onzekerheid, er alleen voor staan; ook elementen van diepe pijn door
beschadiging en van verdriet door verlating; tenslotte ook niet
benoembare angst. Die gevoelens zitten in mijn innerlijk, maar ook als
pijn of spanning in mijn lijf. Ik herkende dit gevoel wel omdat het ook optrad
als in het verleden een van de kinderen weg ging, weg bleef of zelf afstand ging
nemen in het proces van groeien en zich onthechten.
|
|
Pas als de man zelf verantwoordelijkheid gaat dragen voor zijn eigen
behoeften, is hij in staat los te komen van de moeder. Hij zal daarvoor
een band moeten opbouwen met zijn eigen innerlijke kind, ernaar luisteren,
het aandacht geven enzovoort. Het innerlijke kind moet weten dat er voor
hem gezorgd wordt, dat het gezien wordt en dat zijn verlangens
gerespecteerd worden.
Als een man voor zijn innerlijke kind weet te zorgen, wordt hij werkelijk
volwassen.
Ton vd Kroon 1969, p. 75
.
|
Gaandeweg ontdekte ik wat er
nu eigenlijk aan de hand was. Dit akelige gevoel is mijn basisgevoel, de basis van
mijn leven. Ik noem het mijn oersoep. Ik
had namelijk een slechte start in mijn leven. Direct na mijn geboorte had ik in
een couveuse al een doodstrijd te leveren; ik had longontsteking en er vond een
oor-operatie plaats. Het hele gezin bad voor mij en ik heb het overleefd, maar
hoe: met heel veel pijn, verdriet, angst en bestaansonzekerheid.
Eenmaal thuis
belandde ik midden in de oorlog, waar ik nog veel van weet: alarm,
bombardementen, vlucht, honger. Ik wilde niet eten en kwam zo weer in een
ziekenzaal terecht die ik mij nog herinner, ook hoe eenzaam en verlaten ik daar
lag en hoe ik het eten weigerde. Niet willen eten wijst op een vroegkinderlijke
depressie: een bar
moeilijke start, een zwakke basis.
Het was dus toen nodig om dat akelige basisgevoel, die
oersoep, te ontwijken en juist dit heb ik altijd gedaan. De hechting aan
mijn zorgvolle moeder was de eerste perfecte pijnstiller. |
|
Je kúnt niet anders dan een persoonlijkheid opbouwen die bij je ouders in
de smaak valt. Alcice Miller [...] zegt [...]: 'Voel je daar niet schuldig
over.' [...] Wij deden als kinderen het enige wat we onder die
omstandigheden konden doen. De enige juiste houding daartegenover is,
volgens haar, rouw.
Zweig & Abrams 1996, p. 41
.
|
Maar ja, als
tiener ga je je onthechten. Ik vond zelf mijn tweede perfecte pijnstiller uit.
De wat stille en ernstige tiener fleurde op als een bloem in de lente toen ik in
het jeugdwerk terechtkwam. Dit werd en bleef mijn tweede perfecte pijnstiller: zorgen
voor kinderen (ik zeg zorgen voor hoor, niet iets anders). Deze heeft
heel mijn leven gewerkt.
"De eerste stap is dat je je volledig van die angst
bewust wordt, dat je er echt mee in aanraking komt, dat je op je grondvesten
staat te trillen en naar lucht staat te happen - dat je het echt voelt, het
toelaat, het uit." (Zweig & Abrams 1996, p. 401)
Het merkwaardige was dat, naarmate ik deze pijn, die oersoep
toeliet in mijn beleving en niet meer wegstopte, de soep zich a.h.w. langzaamaan
verdunde en op den duur zelfs vrijwel verdween. Nu, wat uit zichzelf verdwenen
is, hoef je ook niet meer te bestrijden, niet meer weg te stoppen.
Er kwam een weg vrij naar mijn diepere innerlijk. Dit was
twee-richtingverkeer: ik wilde daar wel eens rondkijken, maar het innerlijk zelf
drong zich ook behoorlijk aan mij op.
Het sprak vooral de taal van dromen.
Deze waren aanvankelijk eng en griezelig. De eerste van de lange reeks was er al
in 1996, die van de boze olifant,
die in een kelder zat en er uit wilde.
|
|
"Het dier dat terugkeert nadat het lange tijd verstoten is geweest,
komt onweerstaanbaar het bestaan in."
"De donkere gestalten die al die tijd buiten de kring van het
bewustzijn werden gehouden, dringen onweerstaanbaar op."
Korteweg e.a., 1996, p. 62 resp, 87.
.
|
Er viel heel wat te onderzoeken daar
in die kelder van mijn ziel. Op zijn minst bevond zich daar niet alleen een boze
olifant, maar tot mijn verbazing ook de
kleine prins.
Het gevoel van de oersoep verwijst automatisch naar de
moeder, juister gezegd naar mijn beleving van de moederfiguur, het archetype
dat ieder in zich meedraagt. Archetypen zijn psychische figuren en krachten die
ieder mens in zich heeft. Het innerlijk beeld van de beide ouders behoort daar
zeker toe. Het gaat hier dan ook niet om objectieve feitelijke geschiedenis,
maar om een geschiedenis van innerlijke, dus subjectieve belevingen.
Nu moest ik mij hiermee wel bezig houden. Niet zozeer met de
moederfiguur zelf, deze bleef vooralsnog onaangetast als de grote bron van
troost, maar met mijzelf: met mijn eigen verlangen hiernaar. Het punt is dat ik
hierin eigenlijk ben blijven hangen. Een jongen moet zich aan de vaderfiguur
gaan hechten, man worden en mannelijke seksualiteit ontwikkelen. Ik echter
verachtte mijn vader, schafte hem al heel jong als vader af, waarmee ik
onbedoeld mijn hele ontwikkeling tot man prijsgaf. Mijn hele seksualiteit lijkt op de
intimiteit tussen moeder en kind, in gespiegelde vorm dan.
Dit zijn geen prettige ontdekkingen. Bovendien voldoen ze aan
het standaardbeeld van 'de pedofiel', welk standaardbeeld ik nu juist altijd
bestreden heb.
Waarom heb ik als kind zo veel gevoelens verdrongen?
Wel, na gesprekken met wat broers en zussen weet ik het: ma
was vrij nuchter. Zij praatte niet echt, hooguit oppervlakkig. Ze was wel
zorgzaam en aanwezig, maar had weinig diepgang, weinig echt begrip. Daarbij
waren echte gevoelsuitingen en vitaliteit niet echt toegestaan in het grote
gezin. Dus ging ik als kind die gevoelens afweren, ontkennen, verdringen: flink
kind en stille grijze muis zijn. Compensatie vond ik in de intimiteit met mijn
moeder, waarbij voor de vader slechts de rol van de boze autoriteit was
weggelegd.
In dit stadium van therapie ging het dus vooral om het
erkennen van het feit dat er iets aan de hand was met mij en dat dit behoorlijk
diep in de persoonlijkheid zat, op fundamenteel niveau, op het niveau van de
archetypische ouderbeleving, en dat dit behoorlijk heeft doorgewerkt in mijn
leven. Beide ouderfiguren en ik bleven vooralsnog in hun rol: de moeder als troostende
beschermengel, ik als moeders prinsje en de vader als de boze te
bestrijden of te vermijden autoriteit.
|
|
"Onze neuroses zijn het ruwe materiaal waaruit zich een interessante
persoonlijkheid kan vormen. Ze zijn soms gevaarlijk en ondermijnend, maar
desondanks waardevol. [...] Je leven lang werken aan dat vervelende,
gênante materiaal is veel realistischer dan zoeken naar psychische hygiëne, waarbij je je van je falen en verwarring ontdoet,"
Thomas Moore, 2001, p. 26
.
|
|
De eerste stap naar verandering is erkenning. [...]
Je ego geeft misschien niet graag toe dat je vol zit met afwijzingen,
conflicten, gemengde bedoelingen, schaamte, schuldgevoelens en al die
andere verwarringen die de geest vertroebelen en die verhinderen dat je de
werkelijkheid ziet van wat is.
Chopra 1996, p. 96 & 98
|
|