1.Net zoals in veel aspecten van het leven moet men bij
pedofiele gevoelens onderscheid maken tussen gevoelens en daden. Ook moet
men één aspect van een persoon niet tot de identiteit van een
persoon verklaren en deze alleen vanuit dat aspect aanspreken en
benoemen. 'Pedofilie', als men dit woord wil gebruiken, is niet
gelijk aan seksueel contact met kinderen en niet aan seksueel
misbruik. 2.Men kan niet zeggen dat wat bij wet verboden is daarom
ook moreel slecht is en anders om. Over wat moreel goed of slecht is, daarover zal men apart moeten
nadenken en er de ethische argumenten voor moeten geven. 3.
4.Binnen de andere modellen zijn er die uitgaan van een deterministisch-mechanische visie op de mens en modellen die ervan uitgaan dat de mens kan kiezen uit mogelijkheden, zowel bewust als onbewust. De eerste impliceren een gebruik van macht. Deze laatste zijn vruchtbaarder omdat ze de mogelijkheid open laten om keuzen alsnog bewust te maken, er op terug te komen en ze te veranderen. 5.Onderzoek wijst uit dat mensen met pedofiele gevoelens weinig
verschillen van de bevolking als geheel. Zo er, op persoonlijkheidtesten, al
significante verschillen verschijnen, zijn deze klein en niet pathologisch te
noemen. Ten dele zijn ze eerder gevolg dan oorzaak. Pedofiele gevoelens zijn
geen eigenschap van 'aparte' mensen, maar zijn een algemeen menselijk gegeven. 6.
7.Waar nu de wortels liggen, zal per mens verschillen. Ik heb dit alleen bij mijzelf na kunnen gaan. Het blijkt dan dat de gevoelens en de kracht ervan voortkomen uit een aantal cruciale keuzen, deels onbewust en deels bewust gemaakt in de loop van mijn leven. Steeds waren die keuzen een (overlevings)recatie op een als fundamenteel ervaren gemis. Omdat het keuzen waren van mijzelf, reken ik deze tot mijn eigen verantwoordelijkheid. Een deel ervan bleek later bewust te kunnen worden en alsnog veranderd te kunnen worden (zie narcisme en Oedipale toestanden) 8.Wie pedofiele gevoelens in zichzelf ontwaart, doet er goed aan
deze niet te ontkennen of weg te drukken. Beter is het om ze onder ogen te zien,
te erkennen, te gaan begrijpen en te accepteren als deel van zichzelf. Dan kan
men ook kiezen hoe er mee om te gaan. Voor dit proces van ontdekken t/m ermee
leven zijn gesprekspartners van nut die niet bij voorbaat (ver)oordelen maar ook
bereid zijn te erkennen en te accepteren. 9.Voor ouders en verzorgers geldt vooral dat ze contact leggen en onderhouden met het innerlijk van de kinderen. Ook hier geldt: niet bij voorbaat (ver)oordelen, maar erkennen en proberen te begrijpen en te accepteren en ermee weten te leven. Vanuit een dergelijk contact hoeft men niet zo bang te zijn voor 'ongelukken' en andere relaties die het kind eventueel aangaat. Ze kunnen aanvullend en verrijkend zijn. 10.De samenleving als geheel kan regels stellen in overleg met alle betrokkenen, zoals dit in het poldermodel op vele gebieden gebruikelijk is en nuttig is gebleken. Die regels kunnen zo zijn dat gedrag binnen grenzen wordt geleid en dat gevoelens, gedachten en mensen, jong en oud, niet onderdrukt hoeven te worden. 11.Het meest kwalijke dat men in deze kwesties kan bedenken
is het aanwijzen van zondebokken en het demoniseren van mensen. Dit leidt,
zo blijkt in andere landen, tot absurditeiten als 'sexual offenders' van
negen jaar of jonger die levenslang vast komen te zitten, letterlijk of in
de zin van registratie en vooroordelen. Dit is gevaarlijk voor
iedereen, in het bijzonder voor de kinderen die in zo'n klimaat van
demonisering opgroeien, bijvoorbeeld in de VS. |