Start Omhoog Volgende

1. 'Het Eiland' (de 7e groep) 

a. Procesverslag 
Schema VIII 5. Plan en verloop in 'Het Eiland' 
Tabel VIII b. 51 conflictverhalen in 'Het Eiland' 

b. De antwoorden op de onderzoeksvragen  

[Blz. 164]

a. Procesverslag

In deze groep voor 15 personen, moeders met kinderen in een opvangtehuis, is vooral gesproken over de conflicten in de driehoek begeleider [*] - moeder - kind(eren). Hiervan zijn 180 beschrijvingen verwerkt. 

[*] Dit team noemde zich niet 'groepsleider', maar 'begeleider'. Voor 'teambegeleider' is hier het woord 'staflid' gebruikt.

Over het proces en de resultaten is een scriptie geschreven:

NEIJTS, E., 1985: 
Kwade gezichten; verslag van een onderzoek naar handelingsmogelijkheden bjj conflicten met of tussen moeder en kind in een crisisopvang- en begeleidingscentrum voor moeder en kind; 
K.U. Nijmegen.

Het onderzoeksplan en -verloop wordt in het volgende schema kort weergegeven (Neijts 1985 p 83 e.a.). 

[Blz. 165] 

Schema VIII 5. Plan en verloop in 'Het Eiland'

Beeldvorming 1 [*]

 

Beeldvorming 2

 

Beeldvorming 3

 

Beeldvorming 4 [**]

sept-dec '82

Obs. partic.

 Geen actiefase feb-mrt '83

Obs. part. & logboek

 Actiefase okt. '83

Obs. part. & logboek

 Geen actiefase mei '84

Obs. part.

Handelwijze 1:
veel conflicten
 Geen verschil
←   →
Handelwijze 1:
veel conflicten
 Duidelijk verschil
←   →
Handelwijze 2:
weinig conflicten
 Geen verschil 
←   →
Handelwijze 2:
weinig conflicten

 

[*] 'Beeldvorming' komt overeen met 'foto'. 
[**] 'Beeldvorming 4' komt overeen met de 'latere foto'.

Handelwijze 1

hield, globaal getypeerd, in dat de begeleiders vooral individueel met de moeders werkten door middel van gesprekken in het kantoortje en daarnaast door middel van groepsgesprekken en -activiteiten. De conflicten tussen de vrouwen onderling beschouwde men als 'hun zaak', evenals die tussen de moeders en de kinderen. Bij die conflicten stelden de begeleiders zich, al dan niet expliciet, doorgaans op achter de moeders en hun stijl van opvoeden. De begeleiders stelden zich vooral op als functionaris, niet zozeer als persoon.

De ontwikkelde handelwijze 2 

hield, globaal getypeerd, in dat de begeleiders hun kantoortje verlieten en in de leefgroep gingen werken. Daar werden zij onvermijdelijk ook zelf, als persoon, betrokken in de conflicten. Zij gingen nu meer actief in op de lopende conflicten. Daarbij kregen zij gaandeweg meer oog voor de gevoelens die bij ieder van de betrokkenen speelden. Niet voor niets werd een der notities juist daaraan gewijd. Ze richtten zich nu meer als persoon tot moeder en kind. Daarbij verlieten ze het stand punt om zich als verlengstuk van de moeder en haar stijl van opvoeden op te stellen; ze volgden hun eigen stijl, die duidelijk anders was dan die van de moeders. 

In de beeldvorming 3 en 4 zien we een team dat actief het dagelijks leven met de bewoners deelt, dat daarmee een meestal ontspannen sfeer weet te bereiken waarin minder conflicten opkomen en de conflicten zich sneller oplossen. Handelwijze 2 beviel duidelijk beter.

Aan de termen die de handelwijzen typeren, respectievelijk 'als functionaris' en 'als persoon', kan men zien 

dat de gesprekken met dit team over hun conflictverhalen een enigszins andere wending en terminologie hadden dan in de eerder besproken teams het geval was. Dat was de consequentie van de opzet om, met de voorlopige methodiek als inspiratiebron, met het team zelf een team- en situatie-eigen methodiek te ontwikkelen. 

In plaats van het elders gebruikte onderscheid tussen werken met macht enerzijds en het werken op communicatie- en contactbevorderende wijze anderzijds, koos dit team voor een eigen type onderscheid dat in eigen termen werd aangeduid. Er was ruimte voor ontwikkeling van de methodiek, dus ook voor andere categorieën indien deze op die werkplek zinvol bleken.

Om te bezien hoe het werken als functionaris resp. als persoon afliep 

en om te bezien of het team na het lezen van de voorlopige methodiek meer als persoon ging werken, is een aantal conflictverhalen hierop gerubriceerd. 

In de periode, voorafgaand aan het aanbieden van de voorlopige methodiek werden 34 duidelijk beschreven verhalen aangetroffen. Vanaf de datum waarop was afgesproken dat ieder het werkstuk gelezen zou hebben tot aan de peildatum (11 september) werden 17 duidelijk beschreven verhalen aangetroffen; tezamen 51 conflictverhalen. Deze zijn door de stagiaire en mij, eerst onafhankelijk en daarna in overleg, gerubriceerd. 

Het team trad 'als persoon' op indien persoons-eigene ideeën, wensen, gevoelens en/of ervaringen in de interactie met de vrouwen en/of kinderen werden ingebracht; men werkte 'als functionaris' indien dat persoons-eigene kennelijk niet in de interactie was ingebracht. 

Het conflict had als afloop 'bevredigend' indien de werker dit in het verhaal zo verteld had; de afloop was 'onbevredigend' indien dit uit het verhaal te lezen was, dus indien dit in de interpretatie van de werker zo was gezien. 

In onderstaande tabel staan deze gegevens bij elkaar.  

[Blz. 166]

Tabel VIII b. 51 conflictverhalen in 'Het Eiland'
(Neijts 1985 p 169 en 170)

+ = bevredigend
-- = onbevredigend

 

  
Handelwijze

(3) werkwijze

1. 
als functionaris

2. 
als persoon 

Totaal

(4) afloop

+

 

totaal

+

 

totaal

+

 

totaal

 ↓ Periode 

 

--

 

--

 

--

A. 
15/2 - 3/5 

9

 

27
(79%)

6

 

7
(21%)

15

 

34
(100%)

 

18

 

1

 

19

B.
3/6 - 11/9  

0

 

1
(6%)

16

 

16
(94%)

16

 

17
(100%)

 

1

 

0

 

1

Totaal 

9 [*]

 

28
(55%)

22

 

23
(45%)

31

 

51
(100%)

 

19

 

1

 

20

   

[*] In 7 van deze 9 verhalen hield dit in dat het kind zich 'braaf. schikte.

b. De antwoorden op de onderzoeksvragen. 

(1) Hoe kwam de voorlopige methodiek, zoals verwoord, over bij deze praktijkwerkers?

Het werkstuk werd helder en inspirerend genoemd. Het lezen ervan werkte bewustzijn-verhogend. Het riep vragen op: 

(a) zijn alle conflicten wel oplosbaar? en 

(b) kun je wel zo werken als je je geïrriteerd en kwaad voelt? 

Het riep twijfel op bij de bestaande handelwijze van het team, vooral bij het 'werken vanuit het kantoortje'.

(2) Was de voorlopige methodiek bruikbaar voor deze praktijkwerkers ? 

(a) Wenste men haar te gebruiken?

Ja. Het team en een der stafleden wel. Andere stafleden echter hadden bezwaren, hetgeen in die kringen tot heftige discussie leidde. Het punt was dat men deze methodiek strijdig achtte met de bestaande methodiek die uit de systeemtheorie was afgeleid en die destijds formeel als methodiek was afgesproken. Volgens de participerend stagiaire echter was in de dagelijkse praktijk niets van enige systeemtheorie te bespeuren; die theorie of methodiek leefde niet bij het team. Uiteindelijk kreeg het project, met verve verdedigd door het team, het voordeel van de twijfel.

(b) Kon men haar gebruiken en in hoeverre deed men dit?

Het zich opstellen als persoon ligt meer in de lijn van de voorlopige methodiek dan het zich opstellen als functionaris [(zie bv p 145)]. We zien in de tabel hierboven dat de ingediende conflictverhalen in de eerste periode een percentuele verhouding functionaris vs persoon lieten zien van 79% vs 21 %; in de tweede periode was dit 6% vs 94%. Het team is meer als persoon gaan werken, dus meer in de lijn van de voorlopige methodiek. 

(c) Welke belemmeringen traden aan het licht?

De aanvankelijke belemmering, de weerstand uit de staf, viel na het bespreken hiervan weg. Wat bleef was de moeite van de teamleden om

het kantoortje te verlaten en als persoon de groep in te gaan, 

zelf als persoon ook met de kinderen bezig te gaan, 

hierbij de eigen stijl van opvoeden te volgen en

de in het werk opgekomen en ontmoette gevoelens te hanteren, met name die van kwaadheid, somberheid en verdriet.  

(3) Wat gebeurde er toen de methodiek werd toegepast?

De begeleiders verlieten hun kantoortje en gingen meer als persoon het dagelijks leven met de moeders en kinderen delen. Dit bracht conflicten heel dichtbij en riep veel gevoelens op. Het werken als persoon hielp deze conflicten op te lossen. Dat is te zien aan de verhoudingen tussen de bevredigende en de onbevredigende afloop in de tabel hierboven.

[Blz. 167] 

Bij het werken als functionaris was de afloop in 9 van de 28 conflicten bevredigend, dat is in 32% van deze verhalen [*]. 
Bij het werken als persoon was de afloop in 22 van de 23 verhalen bevredigend, dat is in 96% van deze verhalen. 
Het werken als persoon liet een betere afloop zien. Dat werken als persoon ligt in de lijn van de voorlopige methodiek.  

[*] waarbij het nog de vraag is of dat brave van de kinderen in 7 van de 9 verhalen eigenlijk wel zo bevredigend was; aan die braafheid als waarde ging het team toch twijfelen.

(4) Welke inhoudelijke aanvullingen en/of wijzigingen kwamen naar voren?

Het werken als persoon bleek als handelwijze beter te bevallen (beter af te lopen en een betere bevinding achteraf te geven) dan het zich opstellen als functionaris. 

Werken 'als persoon' betekent in dit onderzoek, verwijzend naar de omschrijving op p 31: het werken als 

"een herkenbare individuele en unieke eenheid van menselijke lichamelijkheid, waarderen, willen, voelen en kennen, met alle rationele en irrationele kanten van dien, die zich door zijn eigen keuzes en handelingen een eigen biografie, dat is: een eigen verhaal over het eigen leven, schept." 

Dit zich opstellen als persoon kan men gradueel, d.w.z. in deze en/of gene aspecten, nu wel, dan niet, in meerdere of mindere mate waarmaken.

De methodische conclusie, zoals deze verwoord is in de scriptie luidt: 

"Conflicten in de driehoek moeder, kind en begeleider worden beter opgelost, wanneer de begeleider ze als persoon aangaat en daarbij zowel de moeder als het kind eveneens als persoon benadert." (Vgl p 31e.v.).

Dit 'benaderen van het kind als persoon' impliceerde een andere stijl van opvoeden dan de moeders gewend waren, een meer emanciperende stijl dan de traditionele. Waar de begeleiders dit deden, beviel het de moeders blijkens de verhalen eigenlijk ook wel goed.

Start Omhoog Volgende