Theorieën Neveille Symington, Narcissism, a New
Theory,
|
Dit zijn de uitgangspunten van Symington. Narcisme is een vroeg gemaakt fundamentele keuze als reactie op een trauma. Daarna kan er veel mis gaan: het is de basis van vele andere psychische problemen. Iedereen heeft er wel enigszins mee te maken, maar bijna niemand die het herkent, al zeker niet bij zichzelf. Dit laatste is nu juist kenmerkend voor de narcistische mentaliteit. Het is een manier van kijken naar en interpreteren van gebeurtenissen. |
Hierbij is het ik gesplitst in een 'ideaal-ik', het grandioze ik dat bewust is en koste wat kost in stand gehouden wordt om maar het andere ik onzichtbaar te houden, ook voor zichzelf, voor het zelf: het verdrongen ik. Dit wordt geprojecteerd op anderen. Je ziet dit heel vaak, bijvoorbeeld bij zondebokprocessen.
Het probleem is dat dan ook het trauma, als trauma, onzichtbaar wordt gemaakt. Men spreekt er wel over, maar erg afstandelijk. Om er achter te komen wat dat trauma dan wel was, moet men eerst de verdediging doorbreken en dan niet zozeer de feiten zien, als wel de beleving van die feiten. Het gaat er dan om om de traumata als traumata te herkennen, ze anders te gaan interpreteren en er dan een ander affectief antwoord op te geven, een andere keuze te maken. De eerste keuze was onbewust, de nieuwe keuze zal dit vaak ook zijn. De taal kan die van dromen of fantasieën zijn; dit immers zijn psychische, emotionele handelingen in analoge taal.
Een diepgewortelde fundamentele ('ontological') onzekerheid. | |
Een gebrek aan spontaniteit, initiatief, eigen actie en creativiteit, soms vitaliteit. Dit komt omdat er geen verbinding meer is met het eigen authentieke innerlijk | |
Een afstandelijke houding, veel rationaliseren en projecteren - wat mis gaat ligt altijd aan anderen of aan externe krachten waarvan men zich snel het slachtoffer voelt. | |
Een resolute ontkenning dat er innerlijk iets mis kan zijn, in het bijzonder een ontkenning, een blind zijn voor enig kenmerk van narcisme. | |
Manipuleren van anderen, waardoor de omgeving geschaad kan worden; vanuit een sleutelpost kan een hele organisatie of natie narcistisch gemaakt worden | |
Men gaat geen echte en doorleefde relaties aan, maar kan ook niet zonder anderen. Van deze anderen is steeds weer bevestiging nodig. | |
Men is egocentrisch, d.w.z. geconcentreerd op en kijkend en interpreterend vanuit zichzelf; dit impliceert niet dat men ook egoïstisch is. Integendeel, men kan zeer altruïstisch ogen en bezig zijn. Dit altruïstische ik is dan het ideaal-ik. | |
Er is een grote kans op zondebokken in de omgeving van de narcist; deze moeten het verdrongen kind als projectie dragen. |
De laatste kenmerken geven het verschil aan met autisme, dat eigenlijk de ergste vorm van narcisme is; autisten hebben anderen niet meer nodig. Ze strijden niet meer, ze blijven passief.
'Normaal narcisme' bestaat eigenlijk niet, al heb je het natuurlijk wel in gradaties. Kinderen kunnen narcistische fasen of trekken hebben, maar ze kunnen hier door de ouders ook weer uitgelokt worden. Ook 'positief narcisme' is niet zo positief: het is het tweelingbroertje van negatief narcisme; beide zijn twee kanten van eenzelfde zaak. Het ligt er maar net aan wat je verdringt; mensen kunnen ook hun positieve kanten verdringen, bijvoorbeeld hun gevoeligheid.
Het kenmerk egocentrisch geeft soms verwarring. Het betekent dat de aandacht op jezelf gericht is en dat je van daaruit de wereld bekijkt en beleeft. Typisch narcistisch zijn dan belevingen en uitingen van zelfmedelijden of juist zelfbewondering. Egoïsme is, naar een onderscheid dat Lewis (1988) aanreikt, iets anders. Dit betekent dat je aandacht bij de wereld is, maar dat je daar voor jezelf het beste uit haalt. Men kan niet zeggen dat narcisten egoïstisch zijn; ze zijn egocentrisch en de uiterlijke vorm daarvan, de façade, kan er heel altruïstisch uit zien: ze doen alles voor hun medemens, voor het land, voor de kerk, voor het misdeelde of misbruikte kind, voor de mensheid - ze zijn eigenlijk 'de grote redders' van dit al, denken ze.
|
Symington noemt als voorbeeld, door zijn hele boek heen, Anna Karenin (Tolstoy 1986). Deze vrouw raakt op het eind geobsedeerd door de vraag of haar man wel van haar houdt. Op de achtergrond ligt de typisch narcistische beleving niemand houdt van mij. Zij zelf echter doet geen enkele actieve moeite om zelf beminnenswaardig te zijn zoals Miriam actief haar tuin onderhield. Anna wil passief consumeren, net als Cassius bleef doen. In beide gevallen leidde het tot zelfmoord: echt levend bestaan is zo niet mogelijk. |
|
"Ze maar ja tegen het leven!", zo nodigen de verzorgende ouders of hun vervangers het kind uit. Zij hebben leven-gevende krachten: voortplanting, voedsel, relatie, zorg, vertrouwen, een leefwereld die uitlokt en aantrekt. Als het jonge kind hier ja op zegt, heeft hij die levenskracht, de vitaliteit ook als innerlijke kracht.
|
Symington noemt die kracht the lifegiver. Deze is, indien aanvaard, zo'n innerlijk object, de innerlijke aanvaarding van en wending tot het leven. Symington vergelijkt deze kracht met vriendschap: deze is er als innerlijke kracht, zodra je hem uiterlijk aangaat, zodra je hem wilt, er voor kiest. Zelfs het verlangen ernaar is al een innerlijke kracht die veel in beweging kan zetten. |
De crux van het narcisme is nu dat het jonge kind op een trauma reageert door onbewust maar wel als verstrekkende keuze nee te zeggen tegen die levenskracht om hem heen en dus tegen die levenskracht in zich. In die zin is narcisme en een vroegkinderlijke depressie hetzelfde. Daarmee zegt het ook nee tegen de leven-gevende krachten om hem heen, het trekt zich terug op zichzelf, in een cocon ('envelope',). Om die cocon komt een beschermende façade ('cover') - of, zoals ik het wel eens zeg, een deken. Anderen spreken van een fort of een ivoren toren met sterke muren.
Het kind doet dit als reactie op een shock, om te overleven. Maar om te overleven moet een kind wel iets van relatie aangaan met zijn omgeving. Daarom sluit niet het gehele ego zich af, maar een deel ervan, het diepste ik. Het andere deel gaat relaties aan met mensen, maar afgesneden van het diepere ik, dus niet echt, niet authentiek, niet echt autonoom - eerder onecht ('discordant'), als façade. Het ego is dus gesplitst in het ik, het ware verborgen ik en het zelf, het mooie maar illusoire beeld.
|
Het is de taak van dit deel van het ego deze situatie, deze splitsing of vervreemding in stand te houden, ook voor de persoon zelf. Daarmee sluit de persoon zelf zich dus echt op, sluit zich af voor de eigen kern. De narcistische persoon is dus slechts schijnbaar een eenheid: daaronder zit een diepe verdeeldheid of dubbelheid. Deze moet verborgen blijven, ook voor zichzelf.
De buitenkant, de façade van het grandioze ik, moet dus in stand gehouden worden. Omdat deze onecht is, is voortdurend bevestiging nodig door anderen. Deze bevestiging echter is niet een bevestiging van het echte innerlijke ik en houdt dus maar kort stand. Dus is nieuwe bevestiging steeds weer nodig.
Juist een crisis kan deze dubbelheid echter voelbaar oproepen - en zodoende ook een uitweg bieden. maar juist daarom gaat een narcist een confrontatie gaarne uit de weg en staat deze niet echt open voor anderen.
Het innerlijke kind zit in zijn cocon de levenskracht af te wijzen. Dus ontwikkelt het zich ook niet. In die zin is die cocon die zo verdedigd wordt, eigenlijk een vacuüm, een a-vitaal zelf ('self without a vital principle'). Dit mag het zelf niet merken zoals Narcissus zichzelf niet mocht leren kennen, anders wil het ik uit zijn cocon en wordt het narcisme doorbroken. De narcist zorgt er wel voor dat dit niet gebeurt. Juist het spontane en emotionele kind is het verdrongen kind, het kind dat niet mocht spreken - en nog steeds niet mag spreken. De narcist wil ook dit eigen innerlijke kind niet horen, alleen het grandioze ik, de façade, bijvoorbeeld de gehuwde man die het gemaakt heeft in het leven.
Dit innerlijke kind is en blijft echter wel de kern van de persoon, diens intenties en handelingen. Het blijft in staat andere delen van de persoonlijkheid en mensen in de omgeving mee te trekken in zijn weigering van de levensenergie en het verbergen van zichzelf.
Een voorbeeld dat Symington noemt is het kleine Oedipusje, het jongetje of meisje dat de moeder respectievelijk vader voor zichzelf wil bezitten als liefdesobject en dat het liefst wil verhinderen dat vader en moeder bij elkaar slapen. Het kind zegt op die manier nee tegen het leven, het volgende leven, een broertje of zusje - het zegt nee tegen de levenskracht zelf. We weten dat zo'n klein Oedipusje hiermee ook zijn eigen ontwikkeling belemmert, zijn eigen levenskracht afremt - lees anders ook maar mijn essay over Oedipale toestanden.
Die façade is verraderlijk. Hij kan er heel altruïstisch (of heel geleerd, of hoe mooi dan ook) uitzien. Voor een behandeling is deze façade al helemaal een valkuil, vooral als deze behandeling op gedragsverandering door conditionering is gericht. Maar zelfs als het een werkelijke therapie betreft, kan de cliënt heel gemakkelijk de houding en ideeën van de therapeut overnemen in zijn façade. Therapeut en cliënt zijn dan tevreden, maar let maar op: kort na het afsluiten van de behandeling komen er nieuwe problemen.
Dit komt omdat het innerlijke emotionele ik nog steeds vijandig in zijn cocon zit en het handelen van daaruit kan leiden. "Velen van ons", zegt Symington, "doorlopen een psychotherapie [...] terwijl wij nog steeds lijden aan een ernstige narcistische stoornis die verlammend kan werken." (p. 9) "Niemand van ons is vrij van narcisme en een van de wezenlijke kanten daarvan is dat het ons blind maakt voor zelfkennis. [...] Het werkelijk herkennen van narcisme in jezelf is heel pijnlijk." (p. 10) Toch komt iedereen dit soort problemen en keuzes in zijn leven tegen.
Echte verandering kan alleen op dieper niveau plaats vinden, veelal onbewust, zodat men alleen de resultaten ziet. Het gaat er om de onbewuste keuze te veranderen. Dit kan pas gebeuren als men, zoals Narcissus, zichzelf echt ziet, ofwel het eigen narcisme in de gaten krijgt, zoals ook Narcissus in de gaten kreeg dat hij zijn spiegelbeeld zag en zich zo zijn situatie bewust werd. "Zodra iemand greep begint te krijgen op de narcistische elementen in zichzelf, dan verliezen deze elementen meteen hun greep op de persoon." (p.61) Narcisme is een mentaliteit, zij het een onbewuste en geprojecteerde. Zodra je die ziet, herkent en loslaat, is hij weg en kun je 'm niet meer zien. Je gaat dan anders kijken. De feiten van je leven kun je niet meer veranderen, je kijk erop wel. De kijk op je leven wordt anders, je levensverhaal wordt anders, je leven wordt anders.
Soms lukt het een medemens om iemand uit zijn cocon te lokken. Het is dan natuurlijk wel zaak om het persoontje dat dan tevoorschijn kruipt, ook echt te aanvaarden zoals het is. Anderen zeggen: de schaduwkant te accepteren. Ik zeg in mijn proefschrift: "contact leggen inclusief de schaduwkant, deze vervolgens herkennen, erkennen, trachten te aanvaarden en een plek geven in het handelen". Het komt op hetzelfde neer en een echte therapeut doet niet anders.
De behandelaar met zijn gedragsaanpassingstechnieken doet het tegenovergestelde: die lapt de façade wat op en laat het cocon ongemoeid. Het ik dat daar zit, moet maar blijven zitten. (Niet die olifant uit de kelder uitlaten, maar het hek verstevigen en geluidsisolatie aanleggen.)
Er is een soort demon die dit ook kan, of althans op gang kan brengen, en dat is een nieuw trauma, een nieuwe shock ofwel crisis. In een crisis kan de façade aan diggelen gaan - een pijnlijk proces want alle illusies en de hele basis van het leven vallen dan stuk. |
|
Bij voorbeeld bij een scheiding, waarbij het zelfbeeld van 'ik ben een gerijpte, geslaagde mannelijke en gehuwde man' aan diggelen gaat. Daarom is er ook veel weerstand tegen. Maar er komt ruimte voor het innerlijke kind in zijn cocon. Hij wil er wel eens uit, net zoals de olifant in mijn dromen. |
Er is ook een kleinere demon die iets kan: een minder ingrijpend voorval in het dagelijks leven of een confrontatie met zichzelf of met de ander in een therapieproces. Juist aan de hand van minder ingrijpende voorvallen durft men zich eerder van iets bewust te worden. Het gaat erom een illusie als illusie te herkennen. In het klein gaat dit eerder dan in het groot. Vallen de grotere illusies weg, de grandioze façade, dan valt ook meteen alles weg. Je moet weer opnieuw beginnen, leren, oorspronkelijk kijken - weer kind zijn en juist dit zal een narcist ten enen male willen vermijden. Een kleine illusie herkennen kan dan al een begin zijn van het grotere werk.
Het eerste wat er dan moet gebeuren is dat de pijn niet opnieuw ontweken wordt, maar nu echt gevoeld wordt. Pijn is nodig om beter te worden. Pijnstillers werken niet, althans ze genezen niet. Ze kunnen genezing zelfs tegenhouden. Men zal naar de bodem van de put moeten. "Het was cruciaal," schrijft Symington bij het bespreken van een voorbeeld, "dat hij de bodem van de put had bereikt." (p92)
Het voelen van die pijn mag in een therapieproces dan ook nooit ontweken worden. De therapeut mag, zegt Symington, de patiënt niet troosten. Alleen luisteren en spiegelen is ook niet genoeg; men zal de patiënt iets van de eigen gedachten en belevingen aan moeten reiken. Deze kunnen confronterend zijn.
Symington geeft een voorbeeld van hoe lastig zulk een therapie is voor de therapeut. In het voorbeeld gaat de patiënt hem haten. Het is dan niet gemakkelijk om dit te zien als teken van vooruitgang van de patiënt. Immers, deze herkent nu wel een authentiek, zij het nog geprojecteerd, gevoel en ziet de ander althans als een ander. Dit is een psychische daad, waarbij men zichzelf en de ander nu eens niet ziet als grandioos, als onfeilbare God of keizer maar als meer reëel persoon. Dit is een stap uit het cocon, een breken met illusies.
Wat er dan kan gebeuren is pijnlijk, maar vruchtbaar. Het werkelijke ik treedt tevoorschijn en van dan af is authentiek handelen, echte creativiteit en zijn er echte, van binnenuit aangegane relaties mogelijk.
Cassius durfde het niet aan. Hij benutte de crisis niet. Hij koos ervoor om zijn illusies te handhaven en passief in het leven te blijven staan, virtuele vruchten plukkend en met virtuele nimfen slapend in plaats van een werkelijke levenscheppende relatie aan te gaan en met zijn handen in de tuin het leven-gevende voedsel zelf actief te verbouwen. Tot zijn volgende crisis kwam. Deze heeft hij niet overleefd, hij was te laat. Hij had de vorige crisis moeten benutten.