Par. 4. De orthopedagogiek als handelingswetenschap (Model C)
[Blz. 35] 1.
Praktisch en hermeneutisch
Het
praktische karakter van de orthopedagogiek is al aangestipt in de eerste
paragraaf van dit hoofdstuk. Gesteld werd dat de orthopedagogiek een
handelingswetenschap is in die zin [Blz.
36] Indien van de handelingsvisie wordt uitgegaan, krijgt de aanduiding 'handelingswetenschap' er nog een betekenis bij. Als opvoeder en kind, onderzoeker en andere betrokkenen worden gezien als handelende personen, impliceert dit dat zij allen benaderd worden als subject en niet als objecten van wetenschappelijk onderzoek of van opvoeding of behandeling. De orthopedagogiek heeft in die visie geen 'object' maar een 'veld van actie' [*55]. In dat veld staan de partners in een ik-gij-verhouding en niet in een ik-het-verhouding. De orthopedagogiek is dan ook in die zin een handelingswetenschap, dat zij zich "met de mens als vrij, verantwoordelijk subject bezig houdt" (Ter Horst 1980 p 31 en 44). Ook Baartman (1983 p 685) spreekt in die zin over de orthopedagogiek als handelingswetenschap die de taak heeft zicht te krijgen op de betekenisverlening waar deze als handelingsimpasse stagneert en die nieuwe mogelijkheden kan aanreiken. Een wetenschap die zoekt naar betekenisverlening
heet een hermeneutische wetenschap. Daarbij gaat het niet alleen om de vraag
wat kan, maar ook om de vraag wat mag en wat zinvol is, dus om normen en
waarden. Dat heeft consequenties voor de manier van onderzoeken: het
impliceert dat de orthopedagogiek een praktisch-hermeneutische wetenschap is
"die wel gebruik kan maken van de uitkomsten van empirisch-analytisch
onderzoek, maar niet door dat type onderzoek gefundeerd wordt." [*56] 2.
Dialectisch
Het
dialectische karakter komt voort uit de aard van het vak, dat immers inhoudt
mogelijkheden te ontwikkelen waar deze er volgens de opvoeders niet meer zijn.
Een orthopedagoog kan zich dus niet alleen bezighouden met hoe het is, maar
moet zoeken hoe het zou kunnen of behoren te zijn. "Een
wetenschap van de menselijke werkelijkheid kan niet anders dan het tweevoudig
karakter van de menselijke werkelijkheid (werkelijkheid én mogelijkheid) als
uitgangspunt nemen" (Beugelsdijk 1982 p 602), zeker in een samenleving
die zo eendimensionaal geworden is dat de spanning tussen 'zijn' en 'kan zijn'
er bijna uit weggeorganiseerd is (Marcuse 1970). Spiecker
spreekt van de spanning tussen het 'sein' en het 'sollen' als noodzaak voor
de pedagogiek en hij verbindt hier een consequentie aan: de
empirisch-analytische benadering bekijkt alleen het 'sein' en is dus slechts
in beperkte mate geschikt voor de pedagogiek. Een andere wetenschapsopvatting
die 'sein' en 'sollen' integreert, dus dialectisch te werk gaat, is voor dit
vak beter geëigend. Intussen
is inderdaad afstand genomen van het positivistische (empirisch-analytische)
wetenschapsmodel, dat immers
Gelijktijdig
zijn de opvattingen en methoden van de geesteswetenschappelijke stroming als
primair bruikbare voor de (ortho)pedagogiek naar voren gekomen. Er is nog
een stap verder te gaan. 3.
Kritisch
Kok schreef al in 1972 (p 95) over het antwoord zoeken op de vraag van het kind: "Dit orthopedagogisch uitgangspunt (...) is, met en naast de algemene theorie, ook grondslag voor maatschappij-kritisch denken." Wie én kind
én volwassene als handelende persoon ziet en daarnaar handelt, zal bemerken
dat zeker het eerste in deze maatschappij hoogst ongebruikelijk is en dat hij
gedwongen is tot maatschappij-kritische stellingname. Wie bredere visie en
handelingsmogelijkheden zoekt, zal de 'gewone', de binnen de horizon van het
bekende liggende pedagogische praktijk, kritisch moeten herzien. Onontkoombaar
wordt dan de constatering hoezeer de gebruikelijke pedagogische praktijk
gericht is op het zich leren aanpassen van kinderen aan een maatschappelijke
ordening die bij kritische beschouwing kind- en mensonvriendelijk is en die
bijna onontkoombaar orthopedagogische problematiek oproept. [Blz.
37]
Zoals
gezegd: de orthopedagogiek, en zeker de residentiële, dient door de aard van
haar veld van actie, kritisch te zijn. Die benadering vinden we bij de kritische (ortho)pedagogiek. Deze heeft in het
bijzonder oog voor de maatschappelijke componenten van de problematische
opvoedingssituaties. De opvoedingsrelatie is vooreerst een maatschappelijke
relatie; de positie van het kind -- en zeker het tehuiskind -- is vooreerst een
maatschappelijke, de positie van de groepsleider evenzo; een eventuele
'stoornis' heeft vooreerst maatschappelijke implicaties. De huidige
maatschappij roept ontwikkelingsbelemmeringen op, creëert onvrijheid en stoot
'onaangepaste' kinderen uit. Zowel de positivistische als de geesteswetenschappelijke (ortho)pedagogiek hebben hier onvoldoende oog voor en werken zodoende te zeer maatschappij-bevestigend. De kritische (ortho)pedagogiek wil niet aanpassen maar emanciperen en dus de samenleving veranderen. Daartoe moet zij dialectisch denken: oog hebben voor
wat er is én voor wat er zou moeten Het
begrip 'kritisch' heeft, naast de bovenstaande betekenis van
'maatschappijkritisch' ook de betekenis van het kritisch willen staan
tegenover de vooronderstellingen van wetenschappelijke methoden en uitspraken
-- inclusief de eigen methoden en uitspraken. 4.
Orthopedagogisch onderzoek
De stromingen in de orthopedagogiek worden doorgaans aangeduid met de namen van de drie hoofdstromingen in de methodologie. Onderscheiden worden (
. Vergelijken we deze driedeling aan de hand van de wetenschapstheoretische uitgangspunten met de in dit hoofdstuk gebruikte driedeling met de mensvisie als onderscheidend criterium, dan is de volgende samenhang uit de bovenstaande tekst te destilleren.
Bespreken
we nu (C) het handelingsmodel.
Als
de orthopedagogiek tenminste de volwassene als handelende persoon opvat, en
zeker
De
orthopedagogiek dient hierin haar eigen weg te gaan. Haar aangrijpingspunten
zijn dan niet meer de objectieve (positieve) feiten, maar de interpretaties
van de betrokken subjecten [Blz.
38]
Om tot nieuwe, bredere inzichten te bereiken, om de horizon van het bekende te verruimen, zullen creatieve methoden gevonden moeten worden die veranderende kracht in zich dragen en die dus kritisch staan ten opzichte van de bestaande werkelijkheid. Het kwam mij voor dat het handelingsonderzoek een vorm van onderzoek is, die aan deze eisen zou kunnen voldoen. Reden om het handelingsonderzoek als methodologisch referentiekader voor dit onderzoek te kiezen en daaraan het volgende hoofdstuk te wijden. [*58] |