Zoekresultaten voor: Noach
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 Genesis 5:29
die hij Noach noemde. ‘Deze zoon,’
zei hij, ‘zal ons troost geven
2 Genesis 5:30
Na de geboorte van Noach leefde
Lamech nog 595 jaar. Hij verwekte zonen en dochters.
3 Genesis 5:32
Toen Noach 500 jaar oud was,
verwekte hij Sem, Cham en Jafet.
4 Genesis 6:8
Alleen Noach vond bij de HEER
genade.
5 Genesis 6:9
Dit is de geschiedenis van Noach en
zijn nakomelingen. Noach was een
rechtschapen man; hij was in zijn tijd de enige die een
voorbeeldig leven leidde, in nauwe verbondenheid met God.
6 Genesis 6:22
Noach deed dit; hij deed alles zoals God het hem had
opgedragen.
7 Genesis 7:5
Noach deed alles zoals de HEER het hem had opgedragen.
8 Genesis 7:6
Noach was zeshonderd jaar toen de zondvloed kwam, een
watermassa die de aarde overspoelde.
9 Genesis 7:7
Om aan het water te ontkomen ging Noach
de ark in, samen met zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van
zijn zonen.
10 Genesis 7:9
kwamen er telkens twee bij Noach in
de ark, een mannetje en een wijfje, in overeenstemming met wat
God hem had opgedragen.
11 Genesis 7:13
Diezelfde dag gingen Noach, zijn
zonen Sem, Cham en Jafet, zijn vrouw en de drie vrouwen van zijn
zonen de ark in,
12 Genesis 7:15
Van alle wezens waarin levensadem was, kwamen er telkens
twee bij Noach in de ark:
13 Genesis 7:23
Alles wat op aarde bestond werd weggevaagd: de mensen, het
vee, de kruipende dieren en de vogels, ze werden van de aarde
weggevaagd. Alleen Noach bleef over,
met alles wat bij hem in de ark was.
14 Genesis 8:1
Toen dacht God weer aan Noach en
aan alle wilde dieren en het vee bij hem in de ark. Op zijn
bevel begon er een wind over de aarde te waaien, waardoor het
water afnam.
15 Genesis 8:6
Na verloop van veertig dagen deed Noach
het venster dat hij in de ark had aangebracht open
16 Genesis 8:11
Tegen de avond kwam ze bij hem terug – met een jong
olijfblad in haar snavel. Toen wist Noach
dat het water op de aarde verder gedaald was.
17 Genesis 8:18
Hierop ging Noach naar buiten,
samen met zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen.
18 Genesis 8:20
Noach bouwde een altaar voor de HEER; daarop bracht hij
brandoffers van al het reine vee en alle reine vogels.
19 Genesis 9:1
Toen zegende God Noach en zijn
zonen, hij zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en
bevolk de aarde.
20 Genesis 9:8
Ook zei God tegen Noach en zijn
zonen: |
|
3.33
God heeft Adam, Noeh, de mensen van
Ibrahiem en de mensen van 'Imraan uitverkoren boven de
wereldbewoners,
4.163
Wij hebben aan jou geopenbaard zoals Wij aan Noeh
en de profeten na hem geopenbaard hebben. En Wij hebben
geopenbaard aan Ibrahiem, Isma'iel, Ishaak, Ja'koeb en de
stammen, 'Isa, Ajjoeb, Joenoes, Haroen, Soelaimaan ? en Wij
hebben aan Dawoed een Zaboer gegeven ?
6.84
En Wij schonken hem Ishaak en Ja'koeb; ieder [van hen]
hebben Wij de goede richting gewezen en Noeh
hadden Wij al eerder de goede richting gewezen en uit zijn
nakomelingen Dawoed, Soelaimaan, Ajjoeb, Joesoef, Moesa en
Haroen ? en zo belonen wij hen die goed doen ?,
7.59
Wij hebben Noeh tot zijn volk
gezonden en hij zei: "Mijn volk! Dient God; jullie hebben
geen andere god dan Hem. Ik vrees voor jullie de bestraffing op
een geweldige dag."
7.69
Of zijn jullie verbaasd dat er tot een man uit jullie midden
een vermaning van jullie Heer komt om jullie te waarschuwen?
Herinnert jullie, toen Hij jullie na het volk van Noeh
tot opvolgers gemaakt had en jullie een beduidend grotere
gestalte gegeven had. En gedenkt de weldaden van jullie Heer;
misschien zal het jullie welgaan."
9.70
Is tot hen niet de mededeling gekomen over hen die er voor
hun tijd waren, het volk van Noeh en de
'Aad en de Thamoed en het volk van Ibrahiem en de bewoners van
Madjan en de ondersteboven gekeerde steden, tot wie hun gezanten
met de duidelijke bewijzen kwamen. God was niet zo dat Hij hun
onrecht aandeed, maar zij deden zichzelf onrecht aan.
10.71
En draag hun de mededeling over Noeh
voor. Toen hij tot zijn volk zei: "O mensen, al is mijn
optreden en mijn herinneren aan Gods tekenen jullie te veel,
toch blijf ik op God mijn vertrouwen stellen. Wordt het samen
met jullie [zogenaamd goddelijke] metgezellen eens over jullie
zaak en laat dat voor jullie dan ook niet vaag zijn. Houdt je
dan met mij bezig en laat mij dan niet wachten.
11.25
Wij hebben Noeh tot zijn volk
gezonden [met]: "Ik ben voor jullie een duidelijke
waarschuwer.
11.32
Zij zeiden: "O Noeh, jij hebt
met ons getwist, je hebt veel twist met ons gehad. Kom dan maar
met wat je ons toegezegd hebt als je gelijk hebt."
11.36
En aan Noeh is geopenbaard:
"Niemand van jouw volk zal tot geloof komen, afgezien van
hen die al geloofden. Wees dus niet bedroefd over wat zij aan
het doen waren.
11.42
En het [schip] voer met hen weg door golven als bergen en Noeh
riep naar zijn zoon die apart stond: "Mijn zoon! Kom met
ons aan boord en wees niet een van de ongelovigen."
11.45
En Noeh riep tot zijn Heer en zei:
"Mijn Heer, mijn zoon behoort tot mijn familie; Uw
toezegging is de waarheid en U bent de wijste van hen die
oordelen."
11.46
Hij zei: "O Noeh, hij behoort
niet tot jouw familie. Hij is [een toonbeeld van] ondeugdelijk
handelen. Vraag Mij niet iets waarvan jij geen kennis hebt. Ik
vermaan je niet tot de onwetenden te behoren."
11.48
Er werd tot hem gezegd: "O Noeh,
ga van boord in vrede die van Ons komt en met zegeningen voor
jou en voor gemeenschappen van hen die bij jou zijn. Er zijn ook
gemeenschappen die Wij laten genieten, maar dan treft hen een
pijnlijke bestraffing van Ons."
11.89
En, mijn volk, laat de onmin met mij jullie er niet toe
brengen dat jullie hetzelfde treft dat het volk van Noeh
of het volk van Hoed of het volk van Salih heeft getroffen. En
het volk van Loet is niet ver van jullie.
14.9
Is tot jullie niet de mededeling gekomen over hen die er
voor jullie tijd waren, het volk van Noeh
en de 'Aad en de Thamoed en hen die er na hen waren die alleen
God kent. Tot hen kwamen hun gezanten met de duidelijke
bewijzen, maar zij stopten hun handen in hun monden en zeiden:
"Waarmee jullie gezonden zijn daaraan hechten wij geen
geloof. Wij verkeren namelijk in hevige twijfel over dat waartoe
jij ons oproept." *
17.3
jullie die nakomelingen zijn van hen die Wij met Noeh
gedragen hebben. Hij was een dienaar die dank betuigt."
17.17
En hoeveel generaties hebben Wij na Noeh
reeds vernietigd! Jouw Heer is over de zonden van Zijn dienaren
goed genoeg ingelicht en doorziet ze.
19.58
Zij zijn het aan wie God onder de profeten genade geschonken
heeft, uit de nakomelingen van Adam, uit hen die Wij met Noeh
gedragen hebben, uit de nakomelingen van Ibrahiem en Isra?iel en
uit hen die Wij op het goede pad gebracht en uitgekozen hebben.
Wanneer de tekenen van de Erbarmer aan hen worden voorgelezen
vallen zij eerbiedig buigend neer en huilen. ? *
21.76
En [denk] aan Noeh, toen hij ?
vroeger ? riep. Daarop verhoorden Wij hem en Wij redden hem en
zijn familie uit de geweldige benardheid. |
|
21 Genesis 9:17
Dit,’ zei God tegen Noach, ‘is
het teken van het verbond dat ik met alle levende wezens op aarde
gesloten heb.’
22 Genesis 9:18
De zonen van Noach, die samen met hem
uit de ark waren gekomen, heetten Sem, Cham en Jafet; Cham was de
vader van Kanaän.
23 Genesis 9:19
Met de drie zonen van Noach begon de
verspreiding van de mensheid over de hele aarde.
24 Genesis 9:20
Noach was landbouwer en legde als eerste een wijngaard aan.
25 Genesis 9:24
Toen Noach uit zijn roes ontwaakte en
te weten kwam wat zijn jongste zoon hem had aangedaan,
26 Genesis 9:28
Noach leefde na de zondvloed nog driehonderdvijftig jaar.
27 Genesis 9:29
In totaal leefde Noach
negenhonderdvijftig jaar. Daarna stierf hij.
28 Genesis 10:32
Dit waren de families die afstamden van de zonen van Noach,
ingedeeld naar afkomst en volken. Van hen stammen de verschillende
volken af die zich na de zondvloed over de aarde hebben verspreid.
29 Ezechiël 14:14
en stel dat de volgende drie mannen in dat land wonen: Noach,
Daniël en Job – dan zullen zij met hun rechtvaardigheid alleen
zichzelf redden, spreekt God, de HEER.
30 Ezechiël 14:20
en Noach, Daniël en Job wonen daar
– dan geldt, zo waar ik leef, het volgende, spreekt God, de
HEER: niet één zoon of dochter zullen ze kunnen redden, hun
rechtvaardigheid redt alleen henzelf.
31 Tobit 4:12
Onthoud je van een onrein huwelijk, trouw alleen met een vrouw
uit de stam van je vader en voorouders. Kies beslist geen andere
vrouw, want wij stammen van profeten af. Denk aan Noach,
Abraham, Isaak en Jakob, onze allereerste voorouders; ze trouwden
alle vier met een vrouw uit hun eigen familie, ze werden gezegend
met kinderen, en hun nageslacht zal het land bezitten.
32 Wijsheid van Jezus Sirach 44:17
Noach werd voorbeeldig en rechtschapen bevonden,
ten tijde van Gods toorn was hij het losgeld.
Toen de zondvloed kwam
bleef dankzij hem een rest van de aarde behouden.
33 Matteüs 24:37
Zoals het was in de dagen van Noach,
zo zal het zijn wanneer de Mensenzoon komt.
34 Matteüs 24:38
Want zoals men in de dagen voor de vloed alleen maar bezig was
met eten en drinken, met trouwen en uithuwelijken, tot aan de dag
waarop Noach de ark binnenging,
35 Lucas 3:36
de zoon van Kenan, de zoon van Arpachsad, de zoon van Sem, de
zoon van Noach, de zoon van Lamech,
36 Lucas 17:26
En zoals het eraan toeging in de dagen van Noach,
zo zal het ook zijn in de dagen van de Mensenzoon:
37 Lucas 17:27
ze aten, ze dronken, ze huwden, ze werden uitgehuwelijkt, tot
aan de dag waarop Noach de ark binnenging
en de vloed kwam die iedereen verzwolg.
38 Hebreeën 11:7
Door zijn geloof bouwde Noach, toen
hem te kennen was gegeven wat er zou gebeuren, nog voordat dit
voor iemand zichtbaar was, gehoorzaam een ark om daarmee zijn
huisgenoten te redden. Zo veroordeelde hij de wereld en verwierf
hij de gerechtigheid die voortkomt uit het geloof.
39 1 Petrus 3:20
aan hen die ten tijde van Noach
weigerden te gehoorzamen, toen God geduldig wachtte en de ark
gebouwd werd. In de ark werden slechts enkele mensen, acht in
totaal, van de watervloed gered,
40 2 Petrus 2:5
Evenmin heeft hij de wereld uit de voortijd gespaard; alleen Noach,
de heraut van de rechtvaardigheid, liet hij met zeven anderen in
leven toen hij de watervloed over die wereld vol zondaars liet
komen. |
|
23.23
Wij hebben Noeh tot zijn volk
gezonden en hij zei: "Mijn volk! Dient God; jullie hebben
geen andere god dan Hem. Zullen jullie niet godvrezend
worden?"
25.37
En de mensen van Noeh hebben Wij
laten verdrinken, toen zij de gezanten van leugens betichtten en
Wij hebben hen voor de mensen tot een teken gemaakt. En Wij hebben
voor de onrechtplegers een pijnlijke bestraffing klaargemaakt.
26.105
Het volk van Noeh betichtte de
gezondenen van leugens.
26.106
Toen hun broeder Noeh tot hen zei:
"Willen jullie niet godvrezend zijn?
26.116
Zij zeiden: "Als jij niet ophoudt, Noeh,
dan behoor jij bij hen die gestenigd worden."
29.14
En Wij hebben Noeh naar zijn volk
gezonden en hij verbleef duizend jaar in hun midden, op vijftig
jaar na. Toen greep de overstroming hen terwijl zij onrecht
pleegden.
33.7
En toen Wij met de profeten de overeenkomst aangingen en ook
met jou en met Noeh, Ibrahiem, Moesa en
'Isa, de zoon van Marjam ? Wij zijn namelijk een solide
overeenkomst met hen aangegaan ?
37.75
Noeh had tot Ons geroepen; een voortreffelijk verhoorder [zijn
Wij].
37.79
Vrede zij met Noeh onder de
wereldbewoners!
38.12
Voor hun tijd had het volk van Noeh
van leugens beticht en ook de 'Aad en Fir'aun van de tentpinnen,
Voor hun tijd had het volk van Noeh van
leugens beticht en na hen ook de partijen. En iedere gemeenschap
was van plan om hun gezant te grijpen en zij redetwistten met
behulp van onzin om daarmee de waarheid te weerleggen, maar Ik
greep hen. En hoe was Mijn afstraffing dan?
40.31
iets dergelijks als het geval was met het volk van Noeh,
de 'Aad en de Thamoed en hen die er na hen kwamen. Maar God wenst
geen onrecht voor Zijn dienaren.
42.13
Hij verordineert voor jullie van de godsdienst wat Hij aan Noeh
had opgedragen en wat Wij aan jou geopenbaard hebben en wat Wij
aan Ibrahiem, Moesa en 'Isa hadden opgedragen: Houdt de godsdienst
in stand en splitst jullie daarin niet op in groepen. De
veelgodendienaars vinden het erg waartoe jij hen oproept. God
verkiest daartoe wie Hij wil en wijst wie schuldbewust is er de
goede richting heen.
50.12
Voor hun tijd heeft het volk van Noeh
van leugens beticht en ook de mensen van de bron en de Thamoed
51.46
Ook het volk van Noeh, vroeger al;
dat waren verdorven mensen.
53.52
en het volk van Noeh daarvoor al. Zij
waren uiterst zondig en onbeschaamd.
54.9
Voor hun tijd had het volk van Noeh
al gezegd dat het leugens waren; zij betichtten Onze dienaar
namelijk van leugen. Zij zeiden: "Een bezetene." Hij
werd door hen afgeschrikt.
57.26
Wij hebben Noeh en Ibrahiem gezonden
en Wij hebben in hun beider nageslacht het profeetschap en het
boek tot stand gebracht. Sommigen volgden het goede pad, maar
velen van hen waren verdorven.
66.10
God heeft voor hen die ongelovig zijn de vrouw van Noeh
en de vrouw van Loet als een voorbeeld gegeven. Zij stonden onder
de hoede van twee van Onze rechtschapen dienaren, maar zij hebben
hen verraden. Dus hadden zij tegen God geheel geen baat van hen en
er werd gezegd: "Gaat beiden met de anderen het vuur
binnen."
71.1
Wij hebben Noeh naar zijn volk
gezonden: "Waarschuw jouw volk voordat een pijnlijke
bestraffing tot hen komt."
|
71.21
Noeh zei: "Mijn Heer, zij gehoorzamen mij niet,
maar zij volgen iemand wiens bezit en kinderen hem alleen
maar meer verlies laten lijden.
71.26
En Noeh zei: "Mijn Heer,
laat niet een van de ongelovigen op de aarde blijven wonen. |
|
|