Noach - Genesis 5:28, 6 - 10
28 Toen
Lamech 182 jaar was, verwekte hij een zoon 29 die
hij Noach noemde. ‘Deze zoon,’ zei hij, ‘zal ons troost
geven
(5:29)
Noach [...] troost
geven – In het Hebreeuws is er een woordspel tussen
de naam Noach en het werkwoord nicham,
‘troost geven’.
voor het werken en zwoegen dat
ons deel is omdat de HEER het akkerland
heeft vervloekt.’ 30 Na de
geboorte van Noach leefde Lamech nog 595 jaar. Hij verwekte
zonen en dochters. 31 In totaal
leefde hij 777 jaar. Daarna stierf hij.
32 Toen
Noach 500 jaar oud was, verwekte hij Sem, Cham en Jafet.
|
|
Vermenging van goden en mensen
6
1 Zo
kwamen er steeds meer mensen op aarde, en zij kregen dochters. 2 De
zonen van de goden zagen hoe mooi de dochters van de mensen
waren, en ze kozen uit hen de vrouwen die ze maar wilden. 3 Toen
dacht de HEER: Mijn levensgeest mag
niet voor altijd in de mens blijven, hij is immers niets dan
vlees; hij mag niet langer dan honderdtwintig jaar leven. 4 In
die tijd en ook daarna nog, zolang de zonen van de goden
gemeenschap hadden met de dochters van de mensen en kinderen bij
hen kregen, leefden de giganten op aarde. Dat zijn de befaamde
helden uit het verre verleden.
5 De
HEER zag dat alle mensen op aarde
slecht waren: alles wat ze uitdachten was steeds even slecht. 6 Hij
kreeg er spijt van dat hij mensen had gemaakt en voelde zich
diep gekwetst. 7 Ik zal de mensen
die ik geschapen heb van de aarde wegvagen, dacht hij, en met de
mensen ook het vee, de kruipende dieren en de vogels, want ik
heb er spijt van dat ik ze heb gemaakt. 8 Alleen
Noach vond bij de HEER genade.
9 Dit
is de geschiedenis van Noach en zijn nakomelingen. Noach was een
rechtschapen man; hij was in zijn tijd de enige die een
voorbeeldig leven leidde, in nauwe verbondenheid met God. 10 Hij
had drie zonen: Sem, Cham en Jafet.
11 In
Noachs tijd was de aarde in Gods ogen verdorven en vol onrecht. 12 Toen
God zag dat de aarde door en door slecht was, dat iedereen een
verderfelijk leven leidde, 13 zei
hij tegen Noach: ‘Ik heb besloten een einde te maken aan het
leven van alle mensen, want door hen is de aarde vol onrecht. Ik
ga hen vernietigen, en de aarde erbij.
14 Maak
jij nu een ark van pijnboomhout. Maak daar verschillende ruimten
in, en bestrijk hem vanbinnen en vanbuiten met pek. 15 Maak
hem driehonderd el lang, vijftig el breed en dertig el hoog. 16 Je
moet er een lichtopening in aanbrengen en aan de bovenkant één
el openlaten; de ingang moet je in de zijkant maken. De ark moet
een benedenverdieping krijgen en daarboven nog twee
verdiepingen. 17 Ik laat een grote
vloed over de aarde komen, een watermassa die haar zal
overspoelen, om alles onder de hemel waarin levensadem is te
vernietigen; alles op aarde zal omkomen. 18 Maar
met jou zal ik een verbond sluiten. Jij moet de ark in gaan,
samen met je zonen, je vrouw en de vrouwen van je zonen. 19 En
van alle dieren moet je er twee in de ark brengen, om ervoor te
zorgen dat die met jou in leven blijven. Een mannetje en een
wijfje moeten het zijn. 20 Van alle
soorten vogels, van alle soorten vee en van alles wat op de
aardbodem rondkruipt, zullen er twee naar je toe komen; die
zullen in leven blijven. 21 Leg ook
een voorraad aan van alles wat eetbaar is, zodat jullie allemaal
te eten hebben.’ 22 Noach deed
dit; hij deed alles zoals God het hem had opgedragen.
|
|
7
1 Toen
zei de HEER tegen Noach: ‘Ga de ark
in, samen met je hele gezin, want ik heb gezien dat jij als
enige van deze generatie rechtschapen bent. 2 Van
alle reine dieren moet je zeven mannetjes en hun wijfjes
meenemen, van de onreine dieren moet je er twee meenemen, een
mannetje en zijn wijfje, 3 en van de
vogels weer zeven mannetjes en wijfjes, om hun voortbestaan op
aarde veilig te stellen. 4 Want over
zeven dagen zal ik het veertig dagen en veertig nachten op de
aarde laten regenen; dan zal ik alles wat er bestaat van de
aardbodem wegvagen, alles wat ik heb gemaakt.’ 5 Noach
deed alles zoals de HEER het hem had
opgedragen.
6 Noach
was zeshonderd jaar toen de zondvloed kwam, een watermassa die
de aarde overspoelde. 7 Om aan het
water te ontkomen ging Noach de ark in, samen met zijn zonen,
zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen. 8 Van
de reine en de onreine dieren, van de vogels en van alles wat op
de aardbodem rondkruipt, 9 kwamen er
telkens twee bij Noach in de ark, een mannetje en een wijfje, in
overeenstemming met wat God hem had opgedragen. 10 Toen
de zeven dagen voorbij waren, kwam het water van de vloed over
de aarde. 11 In het zeshonderdste
jaar van Noachs leven, op de zeventiende dag van de tweede
maand, braken alle bronnen van de machtige oervloed open en
werden de sluizen van de hemel opengezet. 12 Veertig
dagen en veertig nachten lang zou het op de aarde stortregenen. 13 Diezelfde
dag gingen Noach, zijn zonen Sem, Cham en Jafet, zijn vrouw en
de drie vrouwen van zijn zonen de ark in, 14 samen
met alle soorten wilde dieren, vee en kruipende dieren, en ook
met alle soorten vogels en wat er verder maar vleugels heeft. 15 Van
alle wezens waarin levensadem was, kwamen er telkens twee bij
Noach in de ark: 16 er kwamen van
alle dieren een mannetje en een wijfje, in overeenstemming met
wat God hem had opgedragen. Toen sloot de HEER
de deur achter hem.
17 De
vloed overstroomde de aarde veertig dagen lang. Het water steeg
en de ark werd opgetild, zodat hij van de aarde loskwam. 18 Het
water op aarde nam steeds maar toe, hoger en hoger steeg het, en
de ark dreef op het water. 19 Het
water bleef voortdurend toenemen, zelfs de hoogste bergen kwamen
onder te staan. 20 Tot vijftien el
daarboven reikte het water, de bergen stonden helemaal onder. 21 Alles
wat op aarde leefde kwam om, alles wat er rondwemelde: vogels,
vee, wilde dieren, en ook alle mensen. 22 Alles
wat op het land leefde en ademde vond de dood. 23 Alles
wat op aarde bestond werd weggevaagd: de mensen, het vee, de
kruipende dieren en de vogels, ze werden van de aarde
weggevaagd. Alleen Noach bleef over, met alles wat bij hem in de
ark was. 24 Honderdvijftig dagen
lang was de aarde helemaal met water bedekt.
|
|
8
1 Toen
dacht God weer aan Noach en aan alle wilde dieren en het vee bij
hem in de ark. Op zijn bevel begon er een wind over de aarde te
waaien, waardoor het water afnam. 2 De
bronnen van de oervloed en de sluizen van de hemel werden
gesloten, zodat het ophield met regenen. 3 Geleidelijk
vloeide het water weg van de aarde; na honderdvijftig dagen
begon het te zakken. 4 Op de
zeventiende dag van de zevende maand liep de ark vast op het
Araratgebergte. 5 Het water zakte
voortdurend verder, en op de eerste dag van de tiende maand
werden de toppen van de bergen zichtbaar.
6 Na
verloop van veertig dagen deed Noach het venster dat hij in de
ark had aangebracht open 7 en liet
een raaf los. Deze bleef heen en weer vliegen totdat de aarde
droog was. 8 Vervolgens liet hij een
duif los om te zien of het water verder gedaald was. 9 Maar
de duif kon nergens een plekje vinden waar ze kon neerstrijken
om te rusten en kwam bij hem terug in de ark, want overal op de
aarde was nog water. Hij stak zijn hand uit, pakte haar en nam
haar weer bij zich in de ark. 10 Hij
wachtte nog zeven dagen en liet de duif toen opnieuw los. 11 Tegen
de avond kwam ze bij hem terug – met een jong olijfblad in
haar snavel. Toen wist Noach dat het water op de aarde verder
gedaald was. 12 Weer wachtte hij
zeven dagen en daarna liet hij de duif nogmaals los. Ze kwam
niet meer bij hem terug. 13 In het
zeshonderdeerste jaar van Noachs leven, op de eerste dag van de
eerste maand, was het water van de aarde verdwenen. Noach maakte
het dak van de ark open en keek rond – de aarde was
drooggevallen. 14 Op de
zevenentwintigste dag van de tweede maand was de aarde
droog.
15 Toen
zei God tegen Noach: 16 ‘Ga de ark
uit, samen met je vrouw, je zonen en de vrouwen van je zonen. 17 Laat
ook alle dieren die bij je zijn naar buiten gaan: vogels, vee en
alles wat op de aarde rondkruipt. Ze moeten weer vruchtbaar zijn
en talrijk worden en de aarde bevolken.’ 18 Hierop
ging Noach naar buiten, samen met zijn zonen, zijn vrouw en de
vrouwen van zijn zonen. 19 Ook alle
dieren gingen de ark uit, soort bij soort, alle vogels, en alles
wat op de aarde rondkruipt.
20 Noach
bouwde een altaar voor de HEER; daarop
bracht hij brandoffers van al het reine vee en alle reine
vogels. 21 De geur van de offers
behaagde de HEER, en hij zei bij
zichzelf: Nooit weer zal ik de aarde vervloeken vanwege de mens,
want alles wat de mens uitdenkt, van zijn jeugd af aan, is nu
eenmaal slecht. Nooit weer zal ik alles wat leeft doden, zoals
ik nu heb gedaan. 22 Zolang de aarde
bestaat, zal er een tijd zijn om te zaaien en een tijd om te
oogsten, zal er koude zijn en hitte, zomer en winter, dag en
nacht – nooit komt daar een einde aan.
|
|
9
1 Toen
zegende God Noach en zijn zonen, hij zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar
en word talrijk en bevolk de aarde. 2 De
dieren die in het wild leven, de vogels van de hemel, de dieren die op
de aardbodem rondkruipen en de vissen van de zee zullen ontzag en
angst voor jullie voelen – ze zijn in jullie macht. 3 Alles
wat leeft en beweegt zal jullie tot voedsel dienen; dit alles geef ik
je, zoals ik je ook de planten heb gegeven. 4 Maar
vlees waarin nog leven is, waar nog bloed in zit, mag je niet eten. 5 En
ik zal genoegdoening eisen wanneer jullie eigen bloed, waarin je
levenskracht schuilt, wordt vergoten; ik eis daarvoor genoegdoening
van mens en dier. Van iedereen die zijn medemens doodt, eis ik
genoegdoening. 6 Wie bloed van mensen
vergiet, diens bloed wordt door mensen vergoten, want God heeft de
mens als zijn evenbeeld gemaakt. 7 Wees
vruchtbaar en word talrijk, bevolk de hele aarde.’
8 Ook zei
God tegen Noach en zijn zonen: 9 ‘Hierbij
sluit ik een verbond met jullie en met je nakomelingen, 10 en
met alle levende wezens die bij jullie zijn: vogels, vee en wilde
dieren, met alles wat uit de ark is gekomen, alle dieren op aarde. 11 Deze
belofte doe ik jullie: nooit weer zal alles wat leeft door het water
van een vloed worden uitgeroeid, nooit weer zal er een zondvloed komen
om de aarde te vernietigen. 12 En dit,’
zei God, ‘zal voor alle komende generaties het teken zijn van het
verbond tussen mij en jullie en alle levende wezens bij jullie: 13 ik
plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond
tussen mij en de aarde. 14 Wanneer ik
wolken samendrijf boven de aarde en in die wolken de boog zichtbaar
wordt, 15 zal ik denken aan mijn verbond
met jullie en met al wat leeft, en nooit weer zal het water aanzwellen
tot een vloed die alles en iedereen vernietigt. 16 Als
ik de boog in de wolken zie verschijnen, zal ik denken aan het
eeuwigdurende verbond tussen God en al wat op aarde leeft. 17 Dit,’
zei God tegen Noach, ‘is het teken van het verbond dat ik met alle
levende wezens op aarde gesloten heb.’
18 De
zonen van Noach, die samen met hem uit de ark waren gekomen, heetten
Sem, Cham en Jafet; Cham was de vader van Kanaän. 19 Met
de drie zonen van Noach begon de verspreiding van de mensheid over de
hele aarde.
20 Noach
was landbouwer en legde als eerste een wijngaard aan. 21 Hij
dronk van de wijn, werd dronken en ging in zijn tent liggen, zonder
kleren aan. 22 Toen Cham, de vader van
Kanaän, zag dat zijn vader naakt was, vertelde hij dat aan zijn twee
broers, die buiten waren. 23 Daarop namen
Sem en Jafet een mantel, legden die over hun schouders, liepen
achteruit de tent binnen en bedekten het naakte lichaam van hun vader,
met afgewend gelaat, zodat zij hem niet naakt zagen. 24 Toen
Noach uit zijn roes ontwaakte en te weten kwam wat zijn jongste zoon
hem had aangedaan, 25 zei hij:
knecht van zijn broers zal Kanaän
zijn,
de minste van alle knechten.
26 Geprezen
zij de HEER, de God van Sem;
knecht van Sem zal Kanaän zijn.
27 Moge
God ruimte geven aan Jafet,
hem laten wonen in de tenten van Sem;
knecht van Jafet zal Kanaän zijn.’
28 Noach
leefde na de zondvloed nog driehonderdvijftig jaar. 29 In
totaal leefde Noach negenhonderdvijftig jaar. Daarna stierf hij.
|