Mythen, de taal der waarheid
Mythen, de taal van de waarheidMythen spreken van oudsher de taal waarin de fundamentele levensvragen aan de orde komen, vragen waar iedere mens voor komt te staan. De figuren erin zijn archetypen, figuren die iedere mens in zijn innerlijk construeert en waarmee hij moet zien te leven. Zo'n verhaal is Oedipus, net zoals de Odyssee dit is. Ze gaan niet zozeer over een koning in een grijs verleden, als wel over de mens en de krachten in hem en om hem heen. Waarschijnlijk vatten de Grieken de mythen ook zo op: niet als historische verhalen, maar als een benadering van het geheim van de mens en de wereld. Dat Oedipus zijn vader doodt en onttroont past in hun traditie van verhalen.
In een vriendelijker vorm kennen wij Chronos - denk aan het woord chronologisch - als Vadertje Tijd die al zijn kinderen komt halen als hun tijd daar is, maar later weer opnieuw laat leven, net zoals de kinderen van Chronos weer tot leven kwamen. Ik bedoel maar te zeggen dat je deze mythen mag zien als analoge antwoorden op fundamentele levensvragen waar iedere mens en iedere cultuur voor staat. Iedere cultuur zoekt zijn eigen antwoorden, maar daar zit veel overeenstemming in. Cruciaal in het verhaal is andermaal de blinde ziener die we ook bij Narcissus al tegenkwamen en in dit geval ook het Orakel. Profeet en Orakel zien de waarheid die de mens nog niet kan zien in zijn aardse blindheid voor wat op dieper en hoger niveau ligt. Voor de Grieken sprak vooral Het Noodlot aan. Oedipus' ouders willen de voorspelling, de waarheid, ontlopen en verbannen hun zoon. Juist daardoor keert hij later als onbekende terug. De pleegouders van Oedipus willen de waarheid niet onthullen. Juist daardoor gaat hij naar het Orakel. Oedipus op zijn beurt wil de voorspelling, de waarheid, ontvluchten door niet naar zijn pleegouders terug te keren. Juist daardoor ontmoet hij zijn vader. Het Noodlot is onontkoombaar. Wij zeggen nu eerder: aan de waarheid kun je en mag je niet ontsnappen. Of wij zeggen: aan je ware identiteit kun je nooit ontsnappen; zoek die dus liever dan deze te ontlopen. De profeet Jonas, die van die walvis, kwam er ook wel achter. Hij wilde zijn ware bestemming, profeet zijn, ontlopen en vluchtte de zee op. Het verhaal is verder bekend: na zijn inkeer en gebed in de donkere maag (de 'kelder') kwam hij weer aan land en ging profeteren. Andermaal moest hij ontdekken dat het om de diepere waarheid gaat en niet om het uitkomen van een voorspelling. Zijn voorspelling dat de stad Ninive verdelgd zou worden kwam namelijk niet uit omdat de mensen zich bekeerd hadden. Hij vond zich als profeet een beetje voor schut staan toen zijn voorspelling niet uit kwam. Maar het ging om een diepere waarheid die niet te ontlopen was en om zijn ware identiteit, want een profeet is geen voorspeller van aardse zaken maar een zegsman van wat God te zeggen heeft. De ouderfigurenEr zijn hier twee ouderparen in het verhaal: de slechte ouders die hun kind het bos insturen en de goede (pleeg)ouders die het opvangen. Dit zijn archetypische ouderfiguren, d.w.z. ouderfiguren die ieder mens als beeld in zich heeft geconstrueerd. Wij zien ze terug in de ouders van Klein Duimpje en van Hans en Grietje. Ieder kind ontdekt dat zijn ouders niet volmaakt zijn. Juist op dit punt begint het een eigen identiteit te vormen. Ieder kind ontdekt nog iets: dat zijn ouders partners zijn. Dit is even schrikken voor het kleine kind. Het had zo fijn gedacht dat zijn moeder er helemaal alleen voor hem of haar was: een dyade. Nu blijkt moeder nog iets met iemand anders te hebben: er blijkt een driehoek te zijn: de Oedipale driehoek. Een jong kind kan dit zo sterk beleven dat het de moeder (als innerlijk dyadisch figuur) beleeft als helemaal verdwenen, weggegaan met de vader. Het kind beleeft zichzelf als verlaten en uitgestoten. In het verhaal van Oedipus is dit heel letterlijk in drama gezet: het kind wordt daar echt verstoten en de ouders blijven fijn samen achter. Het verhaal is een archetypische verbeelding van wat ieder kind ooit heeft meegemaakt en moet meemaken, want precies op dit punt begint de eigen identiteit te dagen. Het kind lost de schrik, frustratie en angst op door innerlijke figuren te construeren: de innerlijke archetypische ouderfiguren. Zo kan het kind zijn ouders innerlijk idealiseren... of verguizen - of beide: dan ontstaan er twee innerlijke ouderparen, de goede en de slechte, net zoals Oedipus die had. Of het kind gaat de een idealiseren en de ander verguizen of zelfs doden, zoals ook Oedipus deed. Even archetypisch is de twijfel die Oedipus beving toen hij zich ging afvragen of zijn ouders wel zijn werkelijke ouders waren, oftewel: wie hij zelf nu eigenlijk is, wat zijn ware identiteit is. Hij gaat naar het Orakel, op zoek naar de waarheid. Vervolgens wil hij die ontlopen, waardoor hij de voorspelling juist waar maakt. Dan doodt hij zijn vader en trouwt hij met zijn moeder. Weliswaar onbewust, maar daar hadden de Grieken en hun goden als kosmische krachten, evenals ons diepere innerlijk waarin dezelfde krachten huizen, geen boodschap aan. Schuld is schuld, bewust of niet. Oedipus' centrale opdracht in zijn verdere leven is om nu hiermee, met deze kosmische wetten, in het reine te komen. Het feit dat hij zijn vader doodt en zijn moeder huwt, is door Freud gekozen als beeld voor wat ieder kind, al dan niet bewust, innerlijk meemaakt als wens of fantasie. De moeder is de meest logische partner voor de jongen, de vader voor het meisje: het kind kent ze en hoeft de deur niet uit om een onbekende partner te zoeken. Het hoeft geen sprong te wagen in het onbekende. Een onderscheid tussen de generaties maakt een jong kind nog niet. In werkelijkheid werkt dit niet goed uit. Je moet niet huwen met je ouders, dus je niet levenslang met hen verbinden, maar ze juist loslaten. Je moet evenmin de een idealiseren en de ander verguizen: pure bewondering en pure afkeuring werken niet. Al evenzeer moet ieder kind het onderscheid tussen de generaties leren kennen en accepteren. Dit onderscheid is fundamenteel voor het doorgeven en het voortbestaan van het leven. Je moeder of vader is je partner niet en kan dit niet zijn; jij bent geen partner maar zoon of dochter. Ontdek dit en aanvaard het. In de Oedipale fase ontdekt het kind dit en moet het deze feiten gaan accepteren en er zijn of haar eigen antwoord op zien te vinden. Ieder kind staat voor deze opgave: de mythe is een archetypisch verhaal. In de mythe echter ontdekt Oedipus dit nog niet. Zijn vader staat letterlijk in de weg als hij op weg is om zijn moeder te gaan trouwen. Vader werd, dit alles onbewust, dus even letterlijk uit de weg geruimd. Beide keuzen, het uit de weg ruimen van de vader en het huwen met de moeder, leken op dat moment de meest logische. Freud koos dit beeld nu voor wat hij aantrof in het onbewuste van zijn patiënten en wat hij zag gebeuren bij alle mensenkinderen. De Sfinx
Het sprookje wordt mythe"En zij leefden nog lang en gelukkig." Zo en op dit punt eindigen de sprookjes. Bij Oedipus echter duurt dit maar vijftien jaar. Het verhaal gaat verder en wordt van sprookje tot mythe.
Deze 'blindheid', de illusie en de vruchtbare desillusie komen we ook tegen in de weg die het mensenkind aflegt in de loop van het Oedipus complex. Een kind leeft een poosje - of sommige blijvend, maar dan wordt het pathologisch - in de illusie dat zijn moeder er alleen voor hem is in een dyade. Een derde persoon is afwezig, er is geen driehoek. Totdat de derde persoon ontdekt wordt: de vader en diens relatie met de moeder: de Oedipale driehoek. Dat is de desillusie die de illusie uiteen doet spatten en die het einde betekent van de dyade. In het verhaal is dit letterlijk gedramatiseerd: zodra Oedipus de waarheid van het bestaan van zijn vader ontdekt, is het uit met zijn moeder Iocaste en deze overleeft dit zelfs niet. Nu gaat het eerst om het zoeken naar de waarheid achter het succes, naar de ware identiteit, naar de ware afkomst en bestemming. Evenals Oedipus verzet de mens zich hier eerst krachtig tegen. Hij wil niet weten, hij wil 'blind' blijven en beticht de ziener van de waarheid van blindheid en bedrog. Cruciaal is het moment dat Oedipus besluit de waarheid te gaan zoeken en niet langer te ontlopen. Dan wordt het nog meer dramatisch: al zijn agressie komt naar boven, het beest in hem komt los. Hij wil Iocaste, zijn moeder en vrouw, doden als zou zij schuldig zijn aan bedrog. Iocaste is hem voor en heeft zichzelf gedood. Zij kon de schande niet aan, zo staat er doorgaans. Zij kon de waarheid niet aan, de desillusie dat zij geen partner had maar een zoon. Oedipus is flinker: hij zie de waarheid, de desillusie, onder ogen. Hij erkent zijn schuld, hoe onbewust ook, en trekt er zijn consequenties uit. Hij ziet af van al zijn successen als koning van een rijk en trekt als blinde bedelaar, trouw vergezeld door zijn dochter als gids, door het land, op zoek naar zijn ware bestemming. Zo, onderweg zijnd en afziend van alles, wordt hij wijs en mild. Hij gaat vergeven, de mensen en goden en vooral zichzelf. Hij kan nu geven in plaats van ontvangen. Hij is gelouterd tot "een heilig man die de mensen zegen brengt". Hij heeft de wijsheid bereikt. Dit is niet alleen een opdracht en bestemming voor Oedipus, deze geldt voor iedere mens. Het einde is al even archetypisch als de voorgaande. Op dit punt aangekomen kan men eindelijk leven - en juist daar eindigt het aardse leven. Nu kan het ook in vrede eindigen. Het verhaal vertelt uitdrukkelijk niet dat Oedipus sterft, zoals dit ook van grote figuren als Christus en Boeddha wordt verteld. Hij gaat verder naar een volgende bestemming, een plek die wij niet kennen en die wij evenals Theseus nog niet kunnen zien. Ook dit behoort tot de grote raadsels of waarheden van het leven die zich slechts in beelden, gelijkenissen en verhalen enigszins laat uitdrukken, maar daarom niet minder waar is. "Onaangetast staat dit gebeuren in de voortgang van de tijd." De tijd is voortgegaan en wij maken nu een sprong van dit eeuwenoude verhaal naar wijze waarop wij in onze tijd de oedipale situatie trachten te begrijpen. |